Het was vooraf een confrontatie tussen de ploeg met de beste verdediging en de ploeg met de beste aanval. Het aanvallende team had het eerst succes, Brazilië scoorde via een geweldige kopgoal van Pelé. De Italianen profiteerden van een fout van Clodoaldo, die de bal zomaar inleverde bij Boninsegna. In de tweede helft bleek de Braziliaanse aanval veel te sterk, Gérson scoorde vanaf afstand en Jairzinho deed wat hij elke wedstrijd in Mexico deed: scoren. Het mooiste doelpunt was de vierde: een doelpunt over veel schijven, Pelé legde de bal klaar voor de aanstormende aanvoerder Carlos Alberto: 4-1. Bondscoach Mário Zagallo werd de eerste die wereldbeker als speler en als trainer won.
Het was vooral een zege van het aanvallende voetbal, een verademing na de WK's van 1962 en 1966, waar vooral verdedigend voetbal en grof geweld domineerde. Opvallend was het verschil tussen de aanval en de labiele verdediging, waar doelman Felix vooral opviel door blunders en zenuwachtig gedrag, Felix was dan ook een buitensporige roker. De aanval was echter van grote klasse, alleen voor Pelé was het zijn laatste WK-duel. Brazilië won de Jules Rimet Cup voor de derde keer en mocht de Cup houden, later zou de cup kwijtraken en nooit meer terug gevonden worden.