Hongarije had de finale overtuigend gehaald al was de tegenstand niet hoog (Nederlands-Indië, Zwitserland, Zweden), Italië begon het toernooi met een moeizame zege op Noorwegen, maar kwam tegen het gastland Frankrijk en smaakmaker Brazilië overtuigend over. Italië was een echte "angstgegener" voor de Magyaren, vanaf 1925 had Hongarije al niet gewonnen. In de eerste minuten maakten beide teams al een doelpunt, Italië was sterker en kwam nog voor rust voor door een yweede doelpunt van Coloussi. In de tweede helft was Italië superieur en Silvio Piola scoorde twee doelpunten, tussen beide goals maakte Hongarije een aansluittreffer via György Sárosi. De zege van de Italianen kwam niet in gevaar[1] en zo haalde trainer Vittorio Pozzo na de wereldtitel van 1934 en de gouden Olympische medaille van 1936 een derde grote prijs. Er ging een gerucht, dat voor de wedstrijd dictator Benito Mussolini een telegram stuurde dat de Italianen moesten sterven als ze veriezen, maar de telegram was alleen maar gemaakt om de spelers aan te sporen.[2]