Er was nogal wat kritiek geweest op de organisatie van de Grand Prix van Oostenrijk, die de 80cc-klasse steeds op zaterdag plande, waardoor de Grand Prix twee dagen bestreek, maar de 80cc-rijders het vrijwel zonder publiek moesten doen. Nu had men slechts één dag nodig, door de 80cc-klasse van het programma te schrappen. Jacques Cornu scoorde na elf jaar in het wereldkampioenschap zijn eerste overwinning. Carlos Cardús was terug na een blessure en dat betekende dat Alberto Puig zijn motor weer moest inleveren. Opmerkelijker was de terugkeer van Loris Reggiani, die een zware heupblessure had en bepaald niet fit was. Hij moest op zijn Aprilia getild worden.
500cc-klasse
De training
HRC had zich na de tegenvallende resultaten veel voorgesteld van de Oostenrijkse Grand Prix. Hier vond men het circuit waar de Honda NSR 500 van Wayne Gardner zijn snelheid kon inzetten en zijn gebrekkige stuurkwaliteiten kon camoufleren. Men was zelfs voor extra tests naar Donington Park geweest. In de trainingen lukte dat nog niet, want Christian Sarron was de snelste, gevolgd door Eddie Lawson. De snelste Honda-man was Niall Mackenzie en ook Kevin Schwantz stond met zijn Suzuki nog voor Gardner. Gardner had wel een goed excuus voor zijn matige tijd: Alleen in de laatste training was het droog, maar hij kon slechts één ronde rijden omdat zijn machine in de tweede ronde vastliep.
Voor snelste trainer Christian Sarron was de race al in de eerste ronde voorbij omdat hij ten val kwam. Er vormde zich meteen een kleine kopgroep met snelste starter Wayne Gardner, Eddie Lawson, Didier de Radiguès en Wayne Rainey. Al snel scheidden Gardner en Lawson zich af, hoewel De Radiguès nog even dichtbij wist te komen maar scheen te begrijpen dat hij zijn kopman Lawson niet in de wielen moest rijden. Het duel tussen Gardner en Lawson was spannend: Gardner het snelst op de rechte stukken en Lawson het best in de bochten, waarbij tegen het einde de achterblijvers ook nog wat spanning toevoegden. In de vijftiende ronde viel Gardner echter ook, waarschijnlijk door een vastloper.
In tegenstelling tot de 500cc-klasse werd de kwalificatie van de 250cc-klasse wel door topsnelheid beslist. Dat vertelde Jacques Cornu tenminste. Hij was de snelste omdat zijn Parisienne-HRC-Honda de hoogste topsnelheid had. Toch lagen de tijden dicht bij elkaar: de eerste zeventien stonden binnen anderhalve seconde.
Jacques Cornu liet er geen gras over groeien en nam na de start meteen enkele tientallen meters voorsprong op Reinhold Roth, Juan Garriga en Dominique Sarron. Zes ronden voor het einde veranderde de situatie pas, toen Roth de leiding nam en Cornu achter Garriga op de derde plaats terecht kwam. Later bleek dat Cornu dit opzettelijk had gedaan: zo kon hij zijn banden sparen om op het einde toe te slaan. Dat deed hij door gebruik te maken van de dubbele windschaduw van Roth en Garriga. Zijn snelheid werd zo hoog dat hij meteen een groot gat met Roth sloeg. Toen die ook nog werd aangevallen door Garriga verloor hij meer snelheid en werd Cornu onbereikbaar. Jacques Cornu haalde zo de eerste overwinning van zijn carrière en was de zevende winnaar in zeven Grands Prix in 1988.
In de 125cc-race bleef het tot het einde spannend. Er ontstond een grote kopgroep met negen man, die enigszins uiteenviel toen Pier Paolo Bianchi ten val kwam, waardoor onder andere Hans Spaan veel tijd verloor. Jorge Martínez wist een kleine voorsprong op te bouwen op Esa Kytölä, Mandy Fischer en Mike Leitner. Uiteindelijk ging de strijd om de tweede plaats tussen Ezio Gianola en Stefan Prein, maar de achtervolgende groep was nog zo compact dat Hans Spaan met zijn zesde plaats nog maar anderhalve seconde achter Gianola eindigde.
Er stond al in de kwalificatie geen maat op Rolf Biland, die 2½ seconde sneller was dan Egbert Streuer. Streuer had veel moeten sleutelen en verschillende motorblokken geprobeerd, maar het reikte slechts tot de tweede startplaats. Bovendien voorzag Streuer al dat hij het extra vermogen van Biland's Krauser met sturen wel deels goed kon maken, maar dat dit te veel van zijn banden zou vergen.
Na de start namen Egbert Streuer en Bernard Schnieders even de leiding, die al snel werd overgenomen door Steve Webster/Tony Hewitt, met Rolf Biland/Kurt Waltisperg op de derde plaats. Streuer moest zich echter laten terugzakken vanwege een oververhitte koppeling. Hij belandde op de vijftiende plaats, maar toen de koppeling was afgekoeld vocht hij zich weer terug naar de vijfde plaats. Biland won uiteindelijk de race voor Alain Michel/Jean-Marc Fresc en Webster/Hewitt.
Twee coureurs waarvan nog lang niet verwacht werd dat ze weer fit zouden zijn verschenen in Oostenrijk bij de trainingen. Loris Reggiani, die op zijn machine moest worden getild, trainde de 26e tijd maar mocht van dr. Costa niet starten. Carlos Cardús trainde ook, reed de 12e tijd maar stopte al na één ronde. Dat was jammer voor Alberto Puig, die van Ángel Nieto op de fabrieks-Honda NSR 250 van Cardús had mogen rijden, maar die machine nu moest inleveren.
↑Loris Reggiani had een ernstige bekkenblessure. Hij kon nog niet lopen en tijdens de trainingen werd hij opgetild en duwde men zijn motorfiets onder hem. Hij moest echter buigen voor het advies van dokter Costa en startte niet in de race.
↑ abcGeen enkele Garelli-rijder wist zich te kwalificeren door de slechte stuurkwaliteiten van de frames. Bij de 125cc-machines ging men zelfs terug naar oude frames met stereodemping en de 250cc-racer van Paolo Casoli werd zelfs voorzien van een Yamaha TZ 250-Deltabox-frame, maar het mocht niet baten.
↑Alberto Puig was door Nieto-Ducados slechts ingehuurd als vervanger voor de geblesseerde Carlos Cardús, die weer fit genoeg leek om zelf te rijden. Daarom moest Puig teruggrijpen op een Honda RS 250-productieracer waarmee hij zich niet wist te kwalificeren. Cardús gaf al na de eerste ronde op.