Share to: share facebook share twitter share wa share telegram print page

 

Waterige oplossing

Een waterige oplossing is een oplossing waarbij water het oplosmiddel is. Water is in de natuur verreweg het meest voorkomende oplosmiddel.

De aanduiding (aq) achter de molecuulformule van een stof geeft aan dat deeltjes van die stof zich in waterige oplossing bevinden: de stof komt gehydrateerd voor. De aanduiding is een afkorting van het Latijnse woord aqua (water). Vooral in die gevallen waarin naar de exacte energie-balans van reacties gekeken wordt, is het belangrijk aan te geven in welke toestand een product of reactant van de reactie voorkomt. Als een bepaalde stof in waterige oplossing voorkomt, wil dat bijvoorbeeld zeggen dat de hydratatie-enthalpie van de stof is vrijgekomen.

Oplosbaarheid in water

Algemeen concept

Of een stof goed oplosbaar is in water hangt af van hoe goed de stof in staat is de sterke aantrekkingskracht tussen de watermoleculen (sterke dipoolmoleculen) onderling te doorbreken. Vooral de verbreking van de sterke waterstofbruggen vereist veel energie. Daarnaast spelen de elektrische eigenschappen van de op te lossen moleculen een belangrijke rol. Op microscopisch niveau zijn het dipoolmoment en de polariseerbaarheid een doorslaggevende factor voor de oplosbaarheid. Moleculen met een groot netto dipoolmoment, zoals waterstofchloride, ammoniak, dichloormethaan en methanol, kunnen vlot inter-ageren met de watermoleculen, zodat stabiele interacties ontstaan. Door deze interactie wordt de elektrostatische potentiële energie van het opgeloste deeltje verlaagd: het zogenaamde solvatatie-effect (ook: hydratatie-effect).

Ionen zijn meestal goed oplosbaar in water omdat zij formele ladingen dragen, maar er zijn uitzonderingen. Een zout dat niet in water oplost zal in waterige oplossing neerslaan. Voor niet-zouten hangt de oplosbaarheid vaak af van de aanwezigheid van voldoende polaire groepen in de structuur. Zo lossen koolwaterstoffen slecht op in water, terwijl suikers of alcoholen en carbonzuren met korte koolstofketens goed oplossen in, of mengbaar zijn met, water.

Stoffen die niet goed oplossen in water worden hydrofoob genoemd, stoffen die goed oplossen hydrofiel. Een voorbeeld van een hydrofiele stof is natriumchloride (keukenzout). Zuren en basen worden vaak als waterige oplossing in de handel gebracht. In de chemie wordt er onderscheid gemaakt tussen de waterige oplossing van een stof en het zuur of de base zelf. Zo wordt de zure waterige oplossing van waterstofchloride aangeduid als 'zoutzuur', de zure waterige oplossing van kooldioxide als 'koolzuur', de basische waterige oplossing van ammoniak als 'ammonia'.

Solvatatieschil

De primaire solvatatieschil van een natrium-ion dat is opgelost in water.

De structuur van gesolvateerde ionen is relatief complex. De oplosmiddelmoleculen het dichtst rond het ion vormen de primaire solvatatieschil. Ten gevolge van de kleine afstand zijn de ion-dipoolinteracties in deze schil sterk en is de omringing stabiel: ze wordt niet beïnvloed door de thermische beweging van ionen. Tijdens de verplaatsing van het ion beweegt de primaire schil mee. De straal van dit gesolvateerd ion wordt de Stokes-straal genoemd. In de secundaire solvatatieschil zijn de interacties zwakker. De verstoring van de oplosmiddelstructuur wordt kleiner met toenemende afstand van het ion en stijgende temperatuur. Solvatatie gaat dus gepaard met een substantiële herrangschikking van de solventstructuur: de primaire structuur wordt doorbroken op de plaats waar het ion is gelokaliseerd en de moleculen worden geheroriënteerd binnen een bepaald volume rond het ion.

Algemeen zal rond elk type ion een verschillend aantal watermoleculen aanwezig zijn: dit getal wordt het hydratatiegetal genoemd. De waarde ervan varieert tussen 0 en 15. In het algemeen neemt het hydratatiegetal toe met afnemende straal van het niet-gesolvateerde ion (vergelijk Na+ met een hydratatiegetal van ongeveer 7 en Cs+ met een hydratatiegetal van 1 à 2), met als gevolg dat de (effectieve) afmetingen van verschillende gehydrateerde ionen ongeveer gelijk zijn. Meestal is het solvatatiegetal van kationen (die relatief klein zijn) groter dan deze van anionen. Voor grote kationen (bijvoorbeeld quaternaire ammoniumionen) is het hydratatiegetal nul.

Oplosbaarheid van zouten in water

Zie oplosbaarheid van zouten in water en oplosbaarheidstabel voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Over het algemeen geldt:

Voorbeelden

Onderstaande tabel geeft enkele aanduidingen van opgeloste stoffen en de triviale namen van de overeenkomstige oplossingen:

Opgeloste stof Triviale naam
ammoniak ammonia
bariumhydroxide barietwater
calciumhydroxide kalkwater
dibroom broomwater
dichloor chloorwater
kaliumhydroxide kaliloog
natriumhydroxide natronloog
waterstofbromide broomwaterstofzuur
waterstofchloride zoutzuur
waterstoffluoride vloeizuur

Zie ook

Kembali kehalaman sebelumnya


Index: pl ar de en es fr it arz nl ja pt ceb sv uk vi war zh ru af ast az bg zh-min-nan bn be ca cs cy da et el eo eu fa gl ko hi hr id he ka la lv lt hu mk ms min no nn ce uz kk ro simple sk sl sr sh fi ta tt th tg azb tr ur zh-yue hy my ace als am an hyw ban bjn map-bms ba be-tarask bcl bpy bar bs br cv nv eml hif fo fy ga gd gu hak ha hsb io ig ilo ia ie os is jv kn ht ku ckb ky mrj lb lij li lmo mai mg ml zh-classical mr xmf mzn cdo mn nap new ne frr oc mhr or as pa pnb ps pms nds crh qu sa sah sco sq scn si sd szl su sw tl shn te bug vec vo wa wuu yi yo diq bat-smg zu lad kbd ang smn ab roa-rup frp arc gn av ay bh bi bo bxr cbk-zam co za dag ary se pdc dv dsb myv ext fur gv gag inh ki glk gan guw xal haw rw kbp pam csb kw km kv koi kg gom ks gcr lo lbe ltg lez nia ln jbo lg mt mi tw mwl mdf mnw nqo fj nah na nds-nl nrm nov om pi pag pap pfl pcd krc kaa ksh rm rue sm sat sc trv stq nso sn cu so srn kab roa-tara tet tpi to chr tum tk tyv udm ug vep fiu-vro vls wo xh zea ty ak bm ch ny ee ff got iu ik kl mad cr pih ami pwn pnt dz rmy rn sg st tn ss ti din chy ts kcg ve 
Prefix: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9