De Lustige Kapoentjes
De Lustige Kapoentjes is een Vlaamse stripreeks die onder verschillende titels en met verschillende personages en striptekenaars bestaan heeft. Er zijn onder meer versies van Marc Sleen (De Lustige Kapoentjes) en Willy Vandersteen (De Vrolijke Bengels), wellicht de bekendste en populairste gedaanten onder stripfans. De gagreeks was vooral populair in Vlaanderen tijdens de jaren 40, 50 en vroege jaren 60 van de 20e eeuw. Wekelijks werd er één pagina rond gepubliceerd in de jeugdbijlagen van de kranten Het Volk ('t Kapoentje) en De Standaard (Ons Volkske). In al haar gedaantes kende de reeks hetzelfde concept: een groepje kinderen haalt kattenkwaad en andere streken uit en is regelmatig de plaatselijke wijkagent en een oudere, kwaadaardige jongere te slim af. OorsprongDe Amerikaanse krantenstrip Perry and the Rinkeydinks door Martin Branner liep in 1927 in het Vlaamse jeugdblad De Humorist en draaide om een bende kinderen die op straat kattenkwaad uithaalt. Het soortgelijke The Katzenjammer Kids door Rudolph Dirks liep toen in het blad onder de titel De Belhamels. In Nederland publiceerde Frans Piët Sjors van de Rebellenclub (het latere Sjors en Sjimmie). Al deze kinder-gagstrips inspireerden de Vlaming Eugeen Hermans (beter bekend als “Pink”) tot een eigen versie van deze reeksen: Flipke en de rakkers, dat vanaf 1933 in het jeugdblad Ons Volkske te lezen viel.[1] De Vrolijke BengelsNa de Tweede Wereldoorlog publiceerde Willy Vandersteen op 3 april 1947 de stripreeks “De Vrolijke Bengels” in het eerste nummer van het jeugdblad ’t Kapoentje.[1] Qua thematiek en concept deed de serie denken aan de vooroorlogse belhamelstrips, maar Vandersteen voegde er zijn eigen stijl aan toe. De personages uit “De Vrolijke Bengels” bestonden uit:
De Vrolijke Bengels werden populair onder de Vlaamse jeugd. De strip verscheen ook in het Frans als “Les Joyeux Lurons”. Vandersteen liet zijn figuren absurde dingen meemaken en zette de logica regelmatig op zijn kop. Personages als Poliet, Pontius en Pilatus stonden hem toe allerlei teksten met rijmende woorden te schrijven. In vergelijking met de latere versie van Marc Sleen waren de kinderen bij Vandersteen vrij braaf. De Vrolijke Bengels haalden pas kattenkwaad uit als iemand ze lastigviel. Ze deden nooit domme dingen. Op 6 november 1947 stapte Vandersteen over naar De Standaard waar hij in hun jeugdbijlage, “Ons Volkske”, de stripreeks voortzette. Op 16 maart 1950 werden de kinderen in de serie vervangen door Suske en Wiske en kwam Lambik Tieter bijstaan als commissaris. De titel bleef “De Vrolijke Bengels”. Op 30 april 1953 keerden de oorspronkelijke kinderen terug en verdwenen Suske, Wiske en Lambik weer uit de reeks. Op 2 september 1954 verscheen de laatste gagpagina van de Vrolijke Bengels. De Lustige KapoentjesBob De MoorNa Vandersteens ontslag was ’t Kapoentje haar populairste stripreeks kwijt. Om deze leemte op te vullen tekende Bob De Moor een nieuwe reeks die inhoudelijk op “De Vrolijke Bengels” leek. Marc Sleen, die toen hoofdredacteur van het blad “’t Kapoentje” was, verzon als nieuwe naam: “De Lustige Kapoentjes”. De personages waren qua karakter vergelijkbaar met “De Vrolijke Bengels”, al kregen ze nieuwe namen en een ander uiterlijk:
Marc Sleen“De Lustige Kapoentjes” sloegen aan en ’t Kapoentje had een waardig vervanger voor Vandersteens strip. De Moor tekende twee jaar lang gags rond de figuren onder het pseudoniem “Artec-studio’s”. In 1949 stapte hij over naar de studio van Hergé. Opnieuw zat de succesvolle reeks zonder tekenaar en in januari 1950 besloot Sleen zelf de serie voort te zetten. Hij hertekende de personages en gaf hen andere namen:
Sleen tekende vijftien jaar elke week een nieuwe gagpagina rond de Kapoentjes, naast de andere stripseries die hij toen had lopen. Tijdens die periode drukte hij zijn typische stempel op de reeks. In de reeks haalden de kinderen vaak kattenkwaad of onbezonnen streken uit zonder directe aanleiding. De humor was absurder en gewelddadiger. De situaties waren herkenbaar en alledaags, waardoor de Lustige Kapoentjes tijdens de jaren ’50 en ’60 jarenlang een van de populairste kinderstrips in Vlaanderen werd. Vanaf 1955 verscheen de reeks ook in het Frans in “Le Petit Luron”, de jeugdbijlage van “Samedi”.[1] Tegenwoordig is Sleens versie vooral een tijdsdocument. Kinderen spelen op straat en in de natuur, houden zeepkistenraces, vergaderen in hun clubhuis,… Volwassen lezers genieten van de nostalgische, kalme, naïeve Vlaamse dorpssfeer in de reeks.[1] Overname door andere tekenaarsToen Marc Sleen in 1965 van de krant Het Volk naar De Standaard overstapte, liet hij al zijn reeksen vallen, behalve Nero. Er ontstond een rel met de krant over de rechten op de personages. Uiteindelijk mocht Het Volk de naam van de reeks houden en Sleen de personages, wat leidde tot een verwarrende situatie: De Lustige Kapoentjes in PatsDe figuren die Sleen bedacht had, werden van 1965 tot 1967 getekend door Hurey in Pats , de jeugdbijlage van De Standaard en Het Nieuwsblad. Hoewel het exact dezelfde personages waren, mocht de titel, “De Lustige Kapoentjes”, wettelijk nooit boven de gagpagina’s gezet worden. Dit verhinderde dat de nieuwe avonturen ooit in albumvorm konden worden uitgegeven. In 1967 stapte Hurey over naar Het Volk en werd zijn assistent Jean-Pol ingeschakeld om de reeks tot midden jaren 70 in Pats voort te zetten. De Lustige Kapoentjes in ’t KapoentjeIn ’t Kapoentje kon de titel “De Lustige Kapoentjes” wel bij de gagpagina’s gezet worden, al ging het om totaal andere personages. Jef Nys bedacht eerst nieuwe figuren als Broske, Tobias, Fonske, Bieke, Loebas de hond, Sussewiet de schurk en Fideel de champetter. Na verloop van tijd schakelde hij over op personages uit zijn reeks Jommeke. Jommeke, Filiberke, Flip, Pekkie, Choco, Annemieke en Rozemieke beleefden gewone gags waar geen dorpsagent of schurk aan te pas kwam. In 1967 zette Hurey in 't Kapoentje het oorspronkelijke “Lustige Kapoentjes”-concept voort. Hij creëerde nieuwe figuren: Ketje, Oscar, Proske, het al wat oudere meisje Poes, Jakke de schurk en Firmin de wijkagent. In 1976 zette Hurey na negen jaar een punt achter de reeks en stopte met strips tekenen. Na hem zette Karel Boumans (Kabou) de serie voort. Van 1985 tot 1989 tekende Jo de reeks. Zijn versie is de enige waar nooit een album van verscheen. Geen enkele tekenaar na Sleen wist de populariteit of charme van de oorspronkelijke reeks te evenaren. Dit had zeer waarschijnlijk met de tijdgeest te maken en de steeds groter wordende populariteit van televisie bij kinderen. Eind jaren ’80 kwam de reeks definitief tot een einde. ComebackIn Brabant Strip Magazine 186 (juli 2011) wordt aangekondigd dat Tom Bouden met een eigentijdse versie zal beginnen. In dit nummer worden ook al een aantal nieuwe gags gepubliceerd. In de nummers die daarop volgen wordt telkens een gag gepubliceerd op scenario van een gastscenarist. Taart voor de Lustige Kapoentjes, het derde deel van Boudens stripreeks Kroepie en Boelie Boemboem, draait rond een reünie van alle oude Lustige Kapoentjes ter gelegenheid van hun 65-jarig bestaan en introduceert de nieuwste versie van de bende. In maart 2012 verscheen "Arm- en beenbreuk", het eerste album van de hernieuwde Lustige Kapoentjes-reeks. In populaire cultuur
Bronnen, noten en/of referenties
|