Share to: share facebook share twitter share wa share telegram print page

 

Cipreswolfsmelk-vlinderbloemenroest

Cipreswolfsmelk-vlinderbloemenroest
op cipreswolfsmelk
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota
Klasse:Pucciniomycetes
Orde:Pucciniales
Familie:Pucciniaceae
Geslacht:Uromyces
Soort
Uromyces pisi-sativi
(Pers.) Liro (1808)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Cipreswolfsmelk-vlinderbloemenroest op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

Cipreswolfsmelk-vlinderbloemenroest (Uromyces pisi-sativi, syn.: Uromyces pisi) is een heteroecische roestschimmel die behoort tot de familie Pucciniaceae. De schimmel komt over de hele wereld voor. In Nederland is de schimmel zeldzaam.

Op de cipreswolfsmelk en heksenmelk worden de spermogonia en aecia gevormd. Op vlinderbloemigen worden de telia en uredinia gevormd.

Aantasting door de schimmel verhindert de bloei van de cipreswolfsmelk. De aangetaste planten zijn direct herkenbaar aan hun afwijkende groeiwijze (geelachtig, langwerpig, met kortere bladeren). Aan het uiteinde van de scheut vormen ze een "pseudobloem" met een rozet van geelgekleurde bladeren. De werking van de schimmel op de plant strekt zich naast kleuring uit tot de afscheiding van nectar. Pseudobloemen worden, net als echte bloemen, bezocht door insecten (zij het iets minder vaak). Door de insecten experimenteel uit te sluiten, werd aangetoond dat bezoekende insecten een essentiële rol spelen bij de bevruchting van de (heterothallische) schimmel.[1]

Levenscyclus

De teliosporen overwinteren op plantenresten die na de oogst in de grond achterblijven. In het voorjaar produceren ze een basidium met basidiosporen, die door de wind worden meegevoerd en wolfsmelk infecteren. Vervolgens worden spermogonia en na bevruchting aecia gevormd. De aeciosporen op de wolfsmelk infecteren vlinderbloemigen. De daarop gevormde urediniosporen verspreiden de ziekte door secundaire infecties. Aan het eind van het groeiseizoen worden telia met teliosporen gevormd.

De schimmel kan ook overwinteren als mycelium op ondergrondse scheuten van wolfsmelk. Het mycelium ontwikkelt zich systemisch in de scheuten van wolfsmelk. In het voorjaar groeien uit dergelijke scheuten bladeren met aecia.

Kenmerken

Aecia

Een groot aantal soorten van het geslacht Uromyces met aecia op wolfsmelk zijn niet van elkaar te onderscheiden en worden daarom collectief aangeduid als Aecidium euphorbiae.

De komrormige, witte, 0,3-0,4 mm grote aecia groeien tussen de spermogonia. Ze zitten allebei op de achterkant van het blad. De oranje aeciosporen zijn meestal hoekig tot ellipsvormig en hebben een met wratten bezette wand. Ze zijn 18-23 × 18-23 µm groot.

Uredinia

De kaneelgele, poederachtige, tot 1 mm grote uridinia zitten meestal op de achterkant van het blad en zijn al vroeg onbedekt. De geelbruine urediniosporen zijn bijna bolvormig tot bolvormig, en hebben een met wratten bezette wand. Ze zijn 15-32 × 14-23 µm groot en hebben 3-6 verspreide kiemporen.

Telia

De lichtbruine, samenvloeiende en poederachtige telia groeien aan beide zijden van het blad en zijn vroeg al onbedekt. De bruine, eencellige, meestal ovale tot bijna bolvormige teliosporen hebben een gladde wand en zijn 20–28 × 14–24 µm groot. De wand aan de top is 4-5 μm dik. Hun korte steel is kleurloos.

Hyperparasitering

De schimmel wordt gehyperparasiteerd door de schimmel Tuberculina persicina en door de larven van de galmug Mycodiplosis coniophaga.

Zie de categorie Uromyces pisi-sativi van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Kembali kehalaman sebelumnya


Index: pl ar de en es fr it arz nl ja pt ceb sv uk vi war zh ru af ast az bg zh-min-nan bn be ca cs cy da et el eo eu fa gl ko hi hr id he ka la lv lt hu mk ms min no nn ce uz kk ro simple sk sl sr sh fi ta tt th tg azb tr ur zh-yue hy my ace als am an hyw ban bjn map-bms ba be-tarask bcl bpy bar bs br cv nv eml hif fo fy ga gd gu hak ha hsb io ig ilo ia ie os is jv kn ht ku ckb ky mrj lb lij li lmo mai mg ml zh-classical mr xmf mzn cdo mn nap new ne frr oc mhr or as pa pnb ps pms nds crh qu sa sah sco sq scn si sd szl su sw tl shn te bug vec vo wa wuu yi yo diq bat-smg zu lad kbd ang smn ab roa-rup frp arc gn av ay bh bi bo bxr cbk-zam co za dag ary se pdc dv dsb myv ext fur gv gag inh ki glk gan guw xal haw rw kbp pam csb kw km kv koi kg gom ks gcr lo lbe ltg lez nia ln jbo lg mt mi tw mwl mdf mnw nqo fj nah na nds-nl nrm nov om pi pag pap pfl pcd krc kaa ksh rm rue sm sat sc trv stq nso sn cu so srn kab roa-tara tet tpi to chr tum tk tyv udm ug vep fiu-vro vls wo xh zea ty ak bm ch ny ee ff got iu ik kl mad cr pih ami pwn pnt dz rmy rn sg st tn ss ti din chy ts kcg ve 
Prefix: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9