Dit schema toont de 16 langst overgebleven clubs en de wedstrijden vanaf de 1/8ste finales. De 1/8ste finales worden net als de voorgaande rondes in één wedstrijd beslist. De kwartfinales en halve finales worden gespeeld met een thuis- en uitwedstrijd; de scores van beide wedstrijden worden telkens weergeven. De finale wordt gespeeld in één wedstrijd op neutraal terrein.
Na de clubnaam wordt tussen haakjes in Romeinse cijfers weergeven in welke klasse de ploeg speelt. Een P. voor het cijfer betekent dat het om een provinciale klasse gaat. Bij de eersteklassers op het eind wordt het cijfer weggelaten.
In de Belgische provincies worden provinciale bekertoernooien georganiseerd door de Provinciale Comités. Aan deze toernooien nemen clubs uit de provinciale reeksen deel. Afhankelijk van de organisatie in de provincie worden de clubs die het verst raken in deze bekertoernooien geselecteerd voor de echte nationale Beker van België. Deze clubs worden dan vaak nog aangevuld met de best gerangschikte eersteprovincialers.
1e ronde
In deze eerste ronde treden naast de clubs die zich kwalificeerden uit de provincies ook de vierdeklassers van het vorige seizoen aan (daartoe behoren dus ook de clubs die pas naar Derde Klasse promoveerden).
In deze ronde treden alle overige derdeklassers toe tot de competitie. Er treden ook al drie clubs uit Tweede Klasse toe, namelijk de drie pas gepromoveerde clubs: KVSK United Overpelt-Lommel, Oud-Heverlee Leuven en KV Mechelen.
In de 1/16de finales worden de 18 clubs uit Eerste Klasse bij de winnaars van de vorige ronde gevoegd voor 16 duels. Door de geleide loting komen geen eersteklassers tegen elkaar uit, met uitzondering van neo-eersteklassers KSV Roeselare en SV Zulte Waregem.