Wereldkampioenschap wegrace 1950
Het wereldkampioenschap wegrace seizoen 1950 was het tweede in de geschiedenis van het door de FIM georganiseerde wereldkampioenschap wegrace. FIMBegin 1950 maakte de FIM bekend dat men Duitsland weer wilde toelaten tot de internationale wedstrijden, inclusief het wereldkampioenschap. Dit voornemen werd in het algemeen met instemming ontvangen, maar Nederland en België stemden er nog tegen. Voorlopig kwamen er nog geen Duitse coureurs in actie, maar wél BMW's: Hub Pellikaan en Piet Knijnenburg startten allebei in de TT van Assen met een R 51/2, maar vielen uit. Marcel Masuy en Denis Jenkinson scoorden een punt in de zijspanklasse met een BMW. Het wereldkampioenschap van 1950 verliep voor iedereen naar tevredenheid, maar het puntensysteem was moeilijk te begrijpen, hoewel het punt voor de snelste ronde was afgeschaft, het verschil tussen de punten kleiner was en de zesde finisher nu ook een punt kreeg. In het najaar werden tijdens het FIM-congres naast Bulgarije ook Venezuela en Japan als leden toegelaten, maar tot deelnemers in het wereldkampioenschap leidde dat niet. PuntentellingDe puntentelling werd gewijzigd. De eerste zes finishers kregen nu punten, maar het omstreden extra punt voor de snelste ronde was afgeschaft. In de 500cc-klasse werden zes, in de 350cc-klasse zes, in de 250cc-klasse vier, in de 125cc-klasse drie en in de zijspanklasse drie wedstrijden gereden. Bij de 125 cc en de zijspanklasse telden alle wedstrijden, bij de 250 cc telden de beste drie resultaten en bij de 350 cc en de 500 cc de beste vier resultaten.
Merken/teams
Coureurs
Gestopt
Overleden
Races
De TT van Man van 1950 opende het seizoen en de Britten hadden uitgepakt met allerlei vernieuwingen. Op de eerste plaats was daar de relatief jonge Geoff Duke, winnaar van de Clubmans Senior TT en van de Manx Grand Prix in 1949. Hij kwam uit met de nieuwe Norton Manx' die nu voorzien waren van het (later) beroemde featherbed frame. De Italianen waren weer grotendeels afwezig. In de 250cc-klasse telden alle resultaten en daar was Dario Ambrosini voor Benelli aanwezig, maar Moto Guzzi liet zich vertegenwoordigen door Maurice Cann en de 500cc-rijders van Gilera en MV Agusta konden het zich permitteren om weg te blijven omdat er toch drie "streepresultaten" waren.
De Belgische Grand Prix kende 122 deelnemers en 70.000 toeschouwers. Tijdens de 350cc-race verongelukte David Whitworth en tijdens de 500cc-race raakte Artie Bell zo ernstig gewond dat hij nooit meer zou kunnen racen.
Alleen de 500cc-klasse was een echte internationale aangelegenheid, de 350cc-klasse bestond uitsluitend uit Angelsaksische rijders en Britse machines, de 125cc-klasse, die haar eerste race van het seizoen reed, was vrijwel geheel Italiaans.
Het programma van de Zwitserse Grand Prix was ten opzichte van het seizoen 1949 gewijzigd. In dat jaar reden alle klassen, maar moest de 250cc-klasse al op zaterdag rijden. Nu liet men de 125cc-klasse vervallen, waardoor het programma op één dag kon worden afgewikkeld. Vooral AJS deed het opmerkelijk goed. Terwijl de 500cc-AJS Porcupine en de 350cc-AJS Boy Racer nog geen goede resultaten had geboekt in de eerdere GP's, won Les Graham plotseling beide klassen en ook Ted Frend en Dickie Dale scoorden punten.
Net als in het seizoen 1949 reden in Ulster alle klassen tegelijk. Dat dwong een groot aantal coureurs (Reg Armstrong, Dickie Dale, Harold Daniell, Geoff Duke, Ted Frend, Les Graham, Harry Hinton, Johnny Lockett, Eric McPherson, Bruno Ruffo en Charlie Salt) om te kiezen voor een bepaalde klasse. Nadat er in 1949 slechts drie klassen gestart waren, koos men nu voor vier klassen. Probleem was dat de zijspanklasse helemaal niet populair was in de Angelsaksische landen en dat de zijspannen het op het smalle stratencircuit ook moeilijk zouden krijgen. Daarom koos men ervoor om de 125cc-klasse aan het veld toe te voegen, maar ook die was niet populair en kende slechts drie deelnemers. Bob Foster werd in Ulster al wereldkampioen 350 cc.
In de Grand Prix des Nations kwamen niet alleen alle klassen aan de start, maar werden ook wereldtitels in de 500cc-, 250cc-, 125cc- en de zijspanklasse beslist. In de 350cc-klasse was Bob Foster al wereldkampioen. 500cc-klasseIn de 500cc-klasse gunden de Britten en de Italianen elkaar in 1950 niet veel. Uiteindelijk waren de drie beste resultaten voor Umberto Masetti, die met zijn Gilera in België en Nederland had gewonnen en in Italië tweede was geworden. Geoff Duke werd met de Norton Manx tweede en Les Graham met de AJS Porcupine derde. Toch waren ook de Britten tevreden want de constructeurstitel ging naar Norton. Daarom kreeg Masetti de "Walter Rusk Trophy" van de Britse bond en Duke kreeg de "Trofeo Omobono Tenni" van de Italiaanse bond. MV Agusta kwam er nog niet aan te pas. Het team reisde niet af naar Man en Ulster maar Arciso Artesiani werd wel derde in de Grand Prix des Nations op Monza. Het Norton-fabrieksteam bestond in 1950 uit Harold Daniell, Artie Bell en Geoff Duke. Die laatste had in 1949 de Clubmans Senior TT en de Senior klasse in de Manx Grand Prix gewonnen en was tweede geworden in de Junior Manx Grand Prix. Duke en de Norton Manx leken voor elkaar bestemd te zijn. Ze waren bijna onverslaanbaar en hoewel ook anderen redelijk presteerden met de Nortons, stak Geoff Duke er met kop en schouders boven uit.
In de Senior TT sloeg Geoff Duke meteen toe: Hij leidde de race van start tot finish en verbrak zowel het ronde- als het racerecord. Zijn teamgenoot Artie Bell liep 2½ minuut achterstand op. Derde man Johnny Lockett moest 3½ minuut toegeven en Les Graham met de fabrieks-AJS E90 ruim vier minuten.
De Senior TT was een enorm succes geworden voor Norton, dat de Norton Manx had voorzien van het revolutionaire featherbed frame, ontwikkeld door de broers Cromie- en Rex McCandless. In België kwam het team van Gilera voor het eerst aan de start. Dat had de Gilera 500 4C laten doorontwikkelen door Piero Taruffi en Franco Passoni. Zo stuurden beide machines veel beter dan in het seizoen 1949 en lieten ze de AJS Porcupine achter zich. Carlo Bandirola, op dat moment leider in de race, remde hard voor de La Source haarspeldbocht waardoor Les Graham achter op zijn machine botste. Graham vloog eraf, maar Artie Bell botste op de AJS Porcupine en daarna tegen een tijdwaarnemingspost. Hij raakte zwaar gewond en was wekenlang in levensgevaar. Hij herstelde dankzij zijn goede conditie maar kon daarna niet meer racen, onder andere omdat hij zijn rechterarm niet meer kon gebruiken. Bandirola kon de race vervolgen en eindigde als vierde. De Norton-fabrieksrijders kregen bandenproblemen en vielen daardoor uit, waardoor de jonge Umberto Masetti de race won voor zijn teamgenoot Nello Pagani en Ted Frend.
In de 500cc-race, waarin slechts 17 van de 38 starters de finish haalden, kregen de teams van Norton en AJS gevoelige tikken. Van de Britse fabrieksteams haalde niemand de finish, terwijl Umberto Masetti zijn tweede overwinning van het seizoen boekte. Hoewel Gilera Nello Pagani als eerste coureur had aangesteld, versloeg de jonge Masetti hem met ruim een halve minuut verschil.
Les Graham won de 500cc-race met een ruime voorsprong van meer dan een minuut op Umberto Masetti. Dat was opmerkelijk, want in de TT van Man was Graham met zijn AJS E90 "Porcupine" door de Nortons op grote achtertand gereden terwijl Masetti de beide races waarin hij startte moeiteloos gewonnen had. Het bracht de spanning in het 500cc-kampioenschap voor een deel terug, want Graham deelde de derde plaats nu met Geoff Duke op slechts één punt achterstand op Nello Pagani. Door zijn tweede plaats hield Masetti de schade beperkt en bleef hij ruim aan de leiding staan.
Geoff Duke won de 400 km-lange 500cc-race voor Les Graham. Opvallend was dat WK-leider Umberto Masetti met zijn Gilera 500 4C ruim dertien minuten moest toegeven en slechts zesde werd. Zo behielden Duke en Graham nog uitzicht op de wereldtitel. Als Duke de GP des Nations ook nog zou winnen, moest Masetti ten minste tweede worden om de wereldtitel veilig stellen.
Geoff Duke won de 500cc-race in Monza, maar de tweede plaats was voor Umberto Masetti voldoende om de wereldtitel te winnen. Arciso Artesiani scoorde zijn eerste podiumplaats met de MV Agusta 500 4C. Uitslagen 500cc-klasse
Eindstand 500cc-klasse
(Punten tussen haakjes zijn inclusief streepresultaten) Constructeurstitel 500cc-klasse
(Punten tussen haakjes zijn inclusief streepresultaten) 350cc-klasseDe 350cc-klasse werd in 1950 beheerst door de Britten. De Velocette KTT Mk VIII en de Norton Manx waren échte fabrieksracers, maar Les Graham wist zijn AJS Boy Racer naar de derde plaats in het kampioenschap te rijden, achter Bob Foster met de "Velo" en Geoff Duke met de "Manx". De Nortons waren in dit jaar voor het eerst uitgerust met het nieuwe, door Rex McCandless ontwikkelde Featherbed frame.
Artie Bell won de Junior TT met de Norton 40M met ruim een minuut voorsprong op stalgenoten Geoff Duke en Harold Daniell. Met het nieuwe featherbed frame waren de Nortons nu definitief sneller dan de AJS Boy Racers en de Velocette KTT. Velocette was in 1949 nog niet te kloppen geweest (Freddie Frith had alle wedstrijden gewonnen), maar nu was Ken Bills de snelste Velocette-coureur op de negende plaats, mede door het uitvallen van Reg Armstrong.
Net als in de 500cc-klasse kon AJS ook in de 350cc-klasse met de AJS Boy Racer geen vuist maken tegen de featherbed-Norton Manx en de toch al vrij oude Velocette KTT Mk VIII. Bob Foster was met zijn Velocette bij de finish bijna een halve minuut sneller dan Norton-rijders Artie Bell en Geoff Duke. David Whitworth vocht met Harold Daniell, Ted Frend en Charlie Salt om de vijfde plaats, toen hij en Salt elkaar raakten en crashten. Salt kon verder rijden en werd zelfs nog vijfde, maar David Whitworth werd overgebracht naar het ziekenhuis waar een schedelfractuur werd geconstateerd. Een dag later, op 3 juli, overleed hij aan zijn verwondingen.
In de 350cc-klasse was de volgorde aan de finish grotendeels gelijk aan die van de GP van België, met uitzondering van Artie Bell, die in België geblesseerd was geraakt. Zo won Bob Foster voor Geoff Duke en Bill Lomas. Foster en Duke stonden nu gelijk aan kop van het wereldkampioenschap.
Ondanks de slechte resultaten in de vorige races won Les Graham met zijn AJS Boy Racer de 350cc-race in Zwitserland. Bob Foster hield de schade echter beperkt door tweede te worden en ook Geoff Duke behield zijn tweede plaats in het wereldkampioenschap.
In de 350cc-race werd Bob Foster enorm geholpen door het feit dat de jonge Geoff Duke koos voor een start in de 500cc-klasse. Zijn belangrijkste concurrent in de strijd om de wereldtitel was daarmee verdwenen, net als Artie Bell, die in de GP van België zwaar geblesseerd was geraakt, en Les Graham, die ook voor de 500cc-klasse koos. Nu moest hij het vooral opnemen tegen zijn teamgenoot Reg Armstrong, die hij met ruim twaalf seconden versloeg. Daarmee was Foster zeker van de wereldtitel in de 350cc-klasse.
De 350cc-race in Monza werd gewonnen door Geoff Duke, die al vrij stevig op de tweede plaats van het wereldkampioenschap stond. Les Graham werd tweede in de race en schoof daardoor eindelijk Artie Bell in de stand om het wereldkampioenschap voorbij. Bell had alleen punten gescoord in de TT van Man en was daarna zwaargewond geraakt in de GP van België. Uitslagen 350cc-klasse
Eindstand 350cc-klasse
(Punten tussen haakjes zijn inclusief streepresultaten) Constructeurstitel 350cc-klasse
(Punten tussen haakjes zijn inclusief streepresultaten) 250cc-klasseDe 250cc-klasse was in 1950 ook een Italiaanse aangelegenheid. Dario Ambrosini reed de eencilinder Benelli naar de eerste plaats, Maurice Cann reed in deze klasse met een Moto Guzzi Gambalunghino en werd tweede vóór zijn teamgenoten Bruno Ruffo en Fergus Anderson.
De Lightweight TT was spannend van start tot finish. Maurice Cann en Dario Ambrosini leverden een gevecht op haren en snaren dat 264 km duurde. Ambrosini won met slechts 0,2 seconde voorsprong, maar het duo was bijna zeven minuten sneller dan derde man Ronald Mead.
Dario Ambrosini was als enige Italiaan naar de TT van Man gereisd en had daar de lightweight TT gewonnen. Zijn tweede overwinning in Zwitserland bracht hem op zestien punten in het WK, waardoor de wereldtitel al zeer dichtbij kwam. Maurice Cann, tweede in Man, scoorde in Zwitserland niet en stond samen met Bruno Ruffo op de tweede plaats met slechts zes punten.
Maurice Cann herhaalde het succes dat hij in de Ulster GP van 1949 had behaald. Hij won met acht seconden voorsprong op Dario Ambrosini, die echter nog ruim aan de leiding van het wereldkampioenschap bleef. Ambrosini zou in de GP des Nations aan één punt genoeg hebben.
Dario Ambrosini won met zijn Benelli 250 Bialbero de derde race van het seizoen en stelde daarmee zijn wereldtitel veilig. Dat was een teleurstelling voor Moto Guzzi, dat een flink aantal rijders met de nieuwe Moto Guzzi Gambalunghino had uitgerust, die echter niet overal aan de start kwamen. Ambrosini was ook de enige Italiaan geweest die naar de TT van Man was gereisd en Moto Guzzi-coureur Maurice Cann kwam lang niet overal aan de start. Uitslagen 250cc-klasse
Eindstand 250cc-klasse
Constructeurstitel 250cc-klasse
125cc-klasseIn de 125cc-klasse was Mondial in 1950 ongenaakbaar, en hoewel Moto Morini en MV Agusta gedurende het seizoen sterker werden, waren de eerste drie plaatsen voor Mondial. Bruno Ruffo werd wereldkampioen vóór Gianni Leoni en Carlo Ubbiali. De eerste niet-Italiaanse motorfiets was de Sparta van Gijs Lagerweij.
In Assen debuteerde de MV Agusta 125 Bialbero, die in de volgende jaren zes wereldtitels zou scoren, maar nu kwam Felice Benasedo nog niet verder dan de vijfde plaats, voor Gijs Lagerweij, de eerste niet-Italiaanse coureur die punten in de 125cc-klasse scoorde. Bruno Ruffo won voor zijn teamgenoot Gianni Leoni met de Mondial 125 Bialbero, maar het verschil was slechts 0,1 seconde.
De 125cc-race in Ulster was een aanfluiting. Alleen de fabrieksrijders van Mondial verschenen aan de start: Carlo Ubbiali, Bruno Ruffo en Gianni Leoni. Ubbiali won voor Ruffo, maar Leoni haalde de finish niet. De FIM bepaalde hierna dat er ten minste zes starters moesten zijn om een Grand Prix te laten meetellen voor het wereldkampioenschap.
Gianni Leoni won de 125cc-race, maar hij had nog slechts een theoretische kans op de wereldtitel. Het was echter al duidelijk dat de wereldtitel naar een van de drie Mondial-fabriekscoureurs zou gaan, want zij waren als enige naar de Ulster Grand Prix afgereisd. Bruno Ruffo had aan de vierde plaats genoeg om wereldkampioen te worden. Leoni kwam door zijn overwinning op gelijke hoogte met Carlo Ubbiali, die hij met 0,8 seconde verschil versloeg. Uitslagen 125cc-klasse
Eindstand 125cc-klasse
Constructeurstitel 125cc-klasse
Zijspanklasse 600ccIn de zijspanklasse had Eric Oliver in 1950 weer weinig moeite om de titel te winnen. Bakkenist Lorenzo Dobelli was overgestapt naar Norton en samen wonnen ze alle (drie) wedstrijden. Ercole Frigerio en Ezio Ricotti werden met de Gilera Saturno drie maal tweede.
Kennelijk had Lorenzo Dobelli in het seizoen 1949 als bakkenist van Ercole Frigerio wel indruk gemaakt op wereldkampioen Eric Oliver, want nu zat Dobelli in het Watsonian-zijspan van Oliver. Zij wonnen de zijspanrace voor Frigerio, die op zijn beurt Ezio Ricotti, de voormalig bakkenist van Albino Milani had ingehuurd.
Ook deze tweede zijspanrace van 1950 werd gewonnen door de combinatie Eric Oliver/Lorenzo Dobelli, die daardoor ruim aan de leiding van het wereldkampioenschap gingen. Ze konden in de laatste race nog gepasseerd worden als Ercole Frigerio/Ezio Ricotti zouden winnen, maar dan hadden Oliver/Dobelli aan de derde plaats genoeg om wereldkampioen te worden. Hans Haldemann, die in de GP van België nog derde geworden was, startte in Zwitserland in de 500cc-klasse en niet bij de zijspannen.
Eric Oliver en Ercole Frigerio waren eigenlijk de enige twee die de zijspanklasse serieus namen, maar Oliver, met bakkenist Lorenzo Dobelli, beschikte over het nieuwste Norton Manx-blok, terwijl Frigerio het met de verouderde eencilinder Gilera Saturno moest stellen. Oliver/Dobelli wonnen dan ook hun derde race en werden wereldkampioen. Uitslagen zijspanklasse
Eindstand zijspanklasse
Constructeurstitel zijspanklasse
Externe linkBronnen
|