Share to: share facebook share twitter share wa share telegram print page

 

Stapel (stokje)

Het onderste uiteinde van de stapel is zichtbaar in het f-vormige klankgat.

De stapel van een snaarinstrument is een stukje vurenhout in de klankkast dat de trillingen van het bovenblad overbrengt naar het onderblad. Het kleine houtje is van grote invloed op de klankvorming in de kast. Het wordt vaak lyrisch omschreven als 'de ziel' van het instrument.[1] Een andere veelgebruikte aanduiding is 'het stokje'.[2] Een timmerman noemt het, anders dan de vioolbouwer, een lange deuvel.

Gebruik en functie

De stapel is een standaardonderdeel in alle viooltypen (een viool, altviool, cello of contrabas), maar kan ook worden gebruikt in Viola da gamba's, citers en archtopgitaren. De stapel staat tussen het bovenblad en onderblad ingeklemd, precies achter de rechterkamvoet. Onder de linker zit de zangbalk. De functie van de stapel is drieledig:

  • hij is een constructief, in sommige instrumenten noodzakelijk, onderdeel;
  • hij transporteert de trillingen van het boven- naar het onderblad;
  • hij vormt het karakter van het instrument door aanpassing van de vibraties in de kast.

Constructie

De juiste afstand tussen de kamvoet en de stapel is de helft van de diameter van het stokje. De plaatsing en de drukspanning bepalen de vorm van de kast en de vorm van het geluid. Meestal wordt de juiste plaats proefondervindelijk gevonden door herhaaldelijk het instrument te bespelen en het stokje telkens fractioneel bij te stellen, een kwestie van goed luisteren en horen. Mogelijk ligt deze bezigheid ten grondslag aan het woord 'stapelgek'.[3]

De beide uiteinden worden zodanig rondgeschuurd dat ze exact aansluiten op de welving van de bladen. De stapel blijft op zijn plaats vanwege wrijving door de drukspanning. De nerf van de stapel moet haaks op de lengteas van het instrument staan. Wanneer de juiste plek is gevonden, en gemarkeerd, kan de stapel na verwijdering (voor een reparatie of bij onderhoud) op exact dezelfde plaats worden teruggezet.

Problemen

Bij een te geringe spanning klinken de E- en de A-snaar verzwakt. Als de G- en de D-snaar zwak en niet geharmoniseerd klinken, dient de stapel verplaatst te worden in de richting van de zangbalk.

Een te grote spanning maakt de klank schel en scherp. Maar ook een te grote afstand tot de kamvoet kan daar de oorzaak van zijn. Is de stapel te lang, dan gaat de klank achteruit en wordt het instrument moeilijker te bespelen. Ook is er dan het risico van stapelbreuk, een ernstige beschadiging van het bovenblad.

Voetnoten

Kembali kehalaman sebelumnya


Index: pl ar de en es fr it arz nl ja pt ceb sv uk vi war zh ru af ast az bg zh-min-nan bn be ca cs cy da et el eo eu fa gl ko hi hr id he ka la lv lt hu mk ms min no nn ce uz kk ro simple sk sl sr sh fi ta tt th tg azb tr ur zh-yue hy my ace als am an hyw ban bjn map-bms ba be-tarask bcl bpy bar bs br cv nv eml hif fo fy ga gd gu hak ha hsb io ig ilo ia ie os is jv kn ht ku ckb ky mrj lb lij li lmo mai mg ml zh-classical mr xmf mzn cdo mn nap new ne frr oc mhr or as pa pnb ps pms nds crh qu sa sah sco sq scn si sd szl su sw tl shn te bug vec vo wa wuu yi yo diq bat-smg zu lad kbd ang smn ab roa-rup frp arc gn av ay bh bi bo bxr cbk-zam co za dag ary se pdc dv dsb myv ext fur gv gag inh ki glk gan guw xal haw rw kbp pam csb kw km kv koi kg gom ks gcr lo lbe ltg lez nia ln jbo lg mt mi tw mwl mdf mnw nqo fj nah na nds-nl nrm nov om pi pag pap pfl pcd krc kaa ksh rm rue sm sat sc trv stq nso sn cu so srn kab roa-tara tet tpi to chr tum tk tyv udm ug vep fiu-vro vls wo xh zea ty ak bm ch ny ee ff got iu ik kl mad cr pih ami pwn pnt dz rmy rn sg st tn ss ti din chy ts kcg ve 
Prefix: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9