Relatieve aanwezigheidMet relatieve aanwezigheid of relatieve abundantie (RA, Engels: relative abundance) wordt bij elk scheikundig element per isotoop aangegeven hoeveel atomen daarvan op aarde voorkomen in verhouding tot hoeveel atomen van het element in totaal op aarde voorkomen. De atoommassa die bij elk element staat vermeld, is een gewogen gemiddelde van de atoommassa's van alle natuurlijke isotopen, waarbij de relatieve aanwezigheid de wegingsfactor is. Relatieve aanwezigheid en bindingsenergieIn onderstaande tabel staat de bindingsenergie per nucleon (BE) en de relatieve aanwezigheid (RA) van een aantal lichte elementen met een even atoomnummer. De tabel laat zien dat het isotoop op de lijn Z = N vaak wel de hoogste RA maar niet de hoogste BE en het thermodynamisch gunstigste neutronenoverschot (NO) heeft:
In de tabel zijn de isotopen met de hoogste RA met geel en de isotopen met de hoogste BE met blauw aangegeven. Het NO van het isotoop met de hoogste BE is bij elk element in de tabel met rood geaccentueerd. Naarmate de kernlading hoger wordt komen de stabiele isotopen steeds verder boven de lijn Z = N te liggen. Daaruit blijkt dat kernen met een hoge kernlading stabieler zijn bij een groter neutronenoverschot. Voor zwaardere elementen met een even atoomnummer neemt het aantal stabiele isotopen toe. Helium en koolstof hebben 2, zuurstof, neon, magnesium, silicium, argon, chroom en ijzer hebben 3, zwavel en calcium hebben 4, titanium en nikkel hebben 5, osmium heeft 6 en kwik heeft 7 stabiele isotopen. Zie ook |