De Jadeboezem (Duits: Jadebusen) is een 190 km² grote zeearm in de Noordzee, tussen de Dollard en de monding van de Wezer in Duitsland. De Jadeboezem maakt deel uit van de Waddenzee. De naam komt van de rivier de Jade.
Ontstaan
De Jadeboezem is in de Middeleeuwen ontstaan ten gevolge van een reeks stormvloeden:
In 1362, ten gevolge van de Eerste Grote Mandrenke (Tweede Sint-Marcellusvloed), breidde de Jadeboezem zich uit in de laagveengebieden. In het oosten ontstond het Lockfleth (Lokvliet).
In 1384 verbond zich een nieuwe arm van de Wezer, de Harrier Brake, met het Lockfleth. Nu was ook Stadland een eiland geworden.
Na de Sint-Antoniusvloed van 16 januari 1511, waarbij grote, alles verwoestende ijsschotsen vanuit zee door de storm het land op werden gespoeld, bereikte de Jadeboezem zijn grootste uitgestrektheid.
Inpoldering
Begin 16e eeuw startte de inpoldering van het gebied. De belangrijkste werken voor de terugwinning van land waren de afdamming van het Lockfleth bij Ovelgönne in 1514/15 en de aanleg van de Ellenserdam 1597 – 1615. De Jadeboezem kreeg in 1725 ten gevolge van bedijking zijn huidige vorm.
In 1856 begon de bouw van de grootste stad aan de zeearm, de (marine)havenstad Wilhelmshaven.
Midden in de Jadeboezem staat de vuurtoren Arngast, noordelijk van de plaats waar eerder een eiland heeft gelegen.
Bronnen, noten en/of referenties
Karl-Ernst Behre: Die Geschichte der Landschaft um den Jadebusen, Brune-Mettker GmbH, Wilhelmshaven 2012, ISBN 978-3-941929-02-9