Gemeentewet (België)
De Gemeentewet van 30 maart 1836 is de Belgische wet die de organisatie en werking van de gemeenten regelde. Ze is vervangen door de Nieuwe Gemeentewet van 1988 en de gewestdecreten (Vlaanderen: Gemeentedecreet, nadien het Decreet Lokaal Bestuur). Artikel 108 (huidig artikel 162) van de Belgische Grondwet voorzag dat de wet de gemeentelijke en provinciale instellingen zou regelen. Dit werd gedaan met enerzijds de Gemeentewet van 30 maart 1836 en anderzijds de Provinciewet van 30 april 1836, gemaakt onder de regering-De Theux de Meylandt I. Op dat moment waren er 2.739 Belgische gemeenten. De Nederlandse tekst van de wet is vastgesteld bij koninklijk besluit van 21 november 1927. InhoudDe wet had twee titels:
De gemeenteraadsleden werden rechtstreeks verkozen door de kiesgerechtigden van de gemeente. De burgemeester en schepenen daarentegen werden benoemd door de Koning (artikel 2). Onder het decreet van 8 oktober 1830 van het Voorlopig Bewind werden de burgemeester en schepenen nog rechtstreeks verkozen. De gemeenteraad bestaat uit een (oneven) aantal leden, naargelang het aantal inwoners (artikel 4). De raadsleden worden verkozen voor een termijn van zes jaar, maar de raad wordt elke drie jaar voor de helft herverkozen (artikel 54). In gemeenten met deelgemeenten (sections) konden er hiervoor verkiezingen plaatsvinden (artikel 5). De rangschikking van de gemeenten (artikel 19), om het aantal raadsleden en aantal schepenen te bepalen, werd na volkstelling vastgesteld bij wet, later bij koninklijk besluit. Elke gemeente had een secretaris en een ontvanger (artikel 6). Evolutie aantal gemeenteraadsleden (artikel 4)De oorspronkelijke verdeling in 1836 was als volgt:
Anno 1882 hadden Antwerpen, Brussel, Gent, en Luik meer dan 100.000 inwoners en was er geen stad of gemeente die tussen de 50.000 en 100.000 inwoners had.[1] De categorieën bleven ongewijzigd tot de Eerste Wereldoorlog, maar de wet van 1895 op de gemeenteverkiezingen gaf toegevoegde gemeenteraadsleden aan gemeenten met minstens 20.000 inwoners. In 1920 werden de toegevoegde gemeenteraadsleden afgeschaft en de categorieën aangevuld:
Toen beslist werd de kiesleeftijd voor de gemeenteraadsverkiezingen te verlagen van 21 naar 18 jaar, werd ook het aantal raadsleden gewijzigd bij artikel 1, 2° van de wet van 9 juli 1970. Bij wet van 23 juli 1971 betreffende de samenvoeging van gemeenten, werd bepaald dat elke nieuwe gemeente, ontstaan door fusie, voor de duur van twee mandaten twee extra raadsleden en één extra schepen telt.[2] Bij wet van 30 maart 1976 tot wijziging van artikelen 3 en 4 van de gemeentewet,[3] werd een nieuwe tabel ingevoerd, die later is overgenomen in de Nieuwe Gemeentewet en nadien in de gewestelijke decreten:
Evolutie aantal schepenen (artikel 3)Het college van burgemeester en schepenen bestond initieel uit twee schepenen in gemeenten van 20.000 inwoners en minder of vier schepenen in gemeenten met meer inwoners. Specifieke wetten verhoogden dit aantal voor de grootste steden:
Vervolgens werden er andere categorieën bepaald (vermoedelijk bij wet van 20 februari 1926):
Opnieuw werden er expliciete uitzonderingen aan deze categorieën toegevoegd voor bepaalde steden:
Bij wet van 30 maart 1976 (in het kader van de grootschalige gemeentefusies) werden volgende categorieën bepaald:
Dit werd overgenomen in de Nieuwe Gemeentewet van 1988. Nieuwe GemeentewetDe gemeentewet werd vele malen gewijzigd in de loop der jaren. Bovendien werden de bepalingen rond de verkiezingen eruit gehaald en in het Kieswetboek van 18 mei 1872 samengebracht met Kieswet van 1831 en de electorale delen van de Provinciewet. Vanaf 1894 werden de wetten alweer uit elkaar gesplitst, met (wat het gemeenteniveau betreft) de wet van 12 september 1895 op de gemeenteverkiezingen. Nadien kwam er de wet op de gemeentelijke verkiezingen van 15 april 1920 en de Gemeentekieswet van 1932. Het koninklijk besluit van 24 juni 1988 codificeerde de gemeentewet als de "Nieuwe Gemeentewet". Dit werd bekrachtigd bij wet van 26 mei 1989.[6] Vervolgens werd met het Lambermontakkoord van 2000 de bevoegdheid over gemeenten geregionaliseerd. De drie gewesten maakten hier gebruik van:
Zie ookExterne links
Bronnen, noten en/of referenties
|