Erich Johann Albert Raeder (Wandsbek, 24 april1876 – Kiel, 6 november1960) was een Duitsadmiraal en Opperbevelhebber van de oorlogsvloot (Kriegsmarine). Hij diende Hitlers oorlogspolitiek tot hij in 1943 werd vervangen. Tijdens het Proces van Neurenberg werd Raeder veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf; in 1955 werd hij op vrije voeten gesteld.
Militaire loopbaan tot 1933
Raeder diende in de Eerste Wereldoorlog onder admiraal Franz von Hipper. In 1920, na de Eerste Wereldoorlog, was hij indirect betrokken bij de rechtse Kapp-putsch van Wolfgang Kapp. Daarna werd hij op non-actief gesteld. In deze tijd valt ook zijn arbeid als maritiem historicus op. In 1928 werd hij opperbevelhebber van de Duitse oorlogsvloot met de rang van admiraal.
Admiraal onder Hitler
Hitler had al voor de machtsovername in 1933 in zijn boek Mein Kampf en bij andere gelegenheden gepleit tegen een sterke marine, omdat hij dacht dat de Brits-Duitse rivaliteit ter zee de Britse vijandschap tijdens de Eerste Wereldoorlog tegen Duitsland veroorzaakt had, terwijl hij de Britten als potentiële bondgenoten zag. Raeder wist hem echter om te praten en zijn rol werd dus steeds groter. Hij werd door Hitler op de hoogte gesteld van de oorlogsplannen en werd door hem vertrouwd, hoewel Raeder pas in 1937 lid werd van de Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij. In 1939 werd hij grootadmiraal, de hoogste rang binnen de Duitse Kriegsmarine. Opmerkelijk is dat Raeder in april 1931 als admiraal ontslag had verleend aan een jonge marineofficier Reinhard Heydrich wegens het onwaardig verbreken van huwelijksbeloftes. Heydrich zette later zijn loopbaan door via de SS, waar hij zou uitgroeien tot een van de beruchtste nazioorlogsmisdadigers.
Raeders marine speelde een belangrijke rol bij de verovering van Denemarken en Noorwegen in 1940. Daarna kreeg hij de taak om de Duitse wateren te beschermen tegen de geallieerden en trans-Atlantische konvooien naar Engeland en, vanaf juni 1941, de Moermansk-konvooien naar de Sovjet-Unie aan te vallen. Dit leverde wel enkele successen op, maar te weinig om de verliezen van de Admiral Graf Spee (1939), de Blücher (1940) en de Bismarck (1941) goed te maken. Door voortdurende Britse bombardementen op Duitse schepen in de Atlantische havens hadden die het te druk met hun eigen veiligheid en met het repareren van de schade. De U-boten van admiraal Karl Dönitz deden het beter. Hitler en ook zijn plaatsvervanger Hermann Göring van de Luftwaffe waren steeds minder te spreken over Raeder. Hij diende in januari 1943 na de Zeeslag in de Barentszzee en het einde van zijn Z-Plan zijn ontslag in. Hij werd opgevolgd door Dönitz, die toen de kans kreeg alle middelen op het U-bootwapen te zetten. Raeder kreeg de rang van 'Admiraal-Inspecteur', die voordien nog niet bestond in de Kriegsmarine en ook niet veel inhield; het was duidelijk bedoeld om zijn gezicht te redden.
Proces, gevangenschap en laatste levensjaren
In 1946 werd Raeder tijdens de Processen van Neurenberg tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. In dit vonnis speelden de door het Verdrag van Versailles verboden uitbouw van de oorlogsvloot, het kennis dragen van de plannen van Hitler tot het voeren van aanvalsoorlogen, het aanstichten tot een oorlog met Noorwegen en het laten torpederen van handelsschepen (de onbeperkte duikbootoorlog) een doorslaggevende rol. Raeder zat zijn straf uit in de Berlijnse Spandau-gevangenis. Vanwege zijn slechte gezondheid kwam hij, reeds hoogbejaard, op 26 september 1955 op vrije voeten. In de vijf jaren die hem nog bleven schreef hij zijn memoires. Erich Raeder overleed in 1960 op 84-jarige leeftijd. De grafrede werd gehouden door gewezen nazi-admiraal Karl Dönitz.
(de) Fellgiebel, Walther-Peer. Die Träger des Ritterkreuzes des Eisernen Kreuzes 1939–1945 – Die Inhaber der höchsten Auszeichnung des Zweiten Weltkrieges aller Wehrmachtsteile. Friedberg, Duitsland: Podzun-Pallas. 2000, ISBN 978-3-7909-0284-6.
(de) Dörr, Manfred. Die Ritterkreuzträger der Überwasserstreitkräfte der Kriegsmarine—Band 2:L–Z. Osnabrück, Duitsland: Biblio Verlag. 1996. ISBN 3-7648-2497-2.
(de) Scherzer, Veit. Die Ritterkreuzträger 1939–1945 Die Inhaber des Ritterkreuzes des Eisernen Kreuzes 1939 von Heer, Luftwaffe, Kriegsmarine, Waffen-SS, Volkssturm sowie mit Deutschland verbündeter Streitkräfte nach den Unterlagen des Bundesarchives. Jena, Duitsland: Scherzers Miltaer-Verlag. 2007, ISBN 978-3-938845-17-2.