Share to: share facebook share twitter share wa share telegram print page

 

Chaldeeën

Het Nieuw-Babylonische Rijk van de Chaldeeërs, 600 v.Chr.

De Chaldeeën of Chaldeeërs[1] ("bewoners van Chaldea"; Oudgrieks Χαλδαίοι Chaldaioi; Aramees: ܟܲܠܕܵܝܹ̈ܐ, Kaldoye; Hebreeuws כשדים Kaśdim; bijvoeglijk naamwoord Chaldees(e) of Chaldeeuws(e)[1][2]) waren een Semitisch volk in het antieke Mesopotamië.

In feite was 'Chaldeeën' een verzamelnaam voor enkele grote, semi-nomadische stamverbanden, met name de Jakinu, Amukkanu en Dakkuru, die zich rond 900 v.Chr. in Zuid-Babylonië vestigden.[1] Dit kerngebied van lagunes en moerassen aan de benedenloop van Eufraat en Tigris werd in het Akkadisch mat Kaldu of Kašdu genoemd, in het Aramees: ܟܠܕܘ Kaldo. In het Grieks werd dit Χαλδαία, Chaldaia, gelatiniseerd tot Chaldaea.

De Chaldeeën maakten deel uit van de Aramees-sprekende Semitische stammen die rond het begin van het eerste millennium v.Chr. vanuit de Syrische Woestijn het stroomgebied van de Eufraat begonnen binnen te dringen. Omdat ze oorspronkelijk uit het Aramese thuisland komen en de Aramese taal spraken veronderstellen verschillende wetenschappers dat ze van Aramese oorsprong zijn. In eerste instantie was het Assyrië dat hen het hoofd moest bieden, en dit koninkrijk wist zich maar met moeite staande te houden. Daarop trokken ze verder naar het zuiden waar een vrij zwak Babylonisch koninkrijk lag waar zij zich vestigden. Spoedig begonnen zij daar een belangrijke rol in de politiek te spelen, hoewel de precieze toedracht daarvan niet goed duidelijk is. De komst van de Chaldeërs luidde een donkere tijd in waaruit niet veel bekend is. Vanaf 775 v.Chr. slaagden enkele Chaldeese vorsten erin om de Babylonische troon te bemachtigen, waaronder Marduk-apla-iddina II (r. ca. 720–700 v.Chr).[1] Assyrië wist zich te herstellen en domineerde geruime tijd het zuiden totdat in 626 v.Chr. een van oorsprong Chaldees vorstenhuis het Assyrische juk wist af te schudden en de bloeitijd van de Neo-Babylonische dynastie begon.

In beide delen van het Tweestromenland was de invloed van de Semitische stammen groot. De oorspronkelijk oostsemitische Akkadische taal werd bijvoorbeeld geleidelijk verdrongen door het westsemitische Aramees en ook het spijkerschrift waarin het Akkadisch geschreven werd moest het geleidelijk afleggen tegen het veel praktischer Aramese alfabetische schrift.

De assyrioloog George Smith (1840-1876) werd in 1872 wereldberoemd met zijn vertaling van het elfde tablet van het epos van Gilgamesj, dat het Chaldeeuwse verslag van de Grote Vloed werd genoemd. In 1876 publiceerde hij "Het Chaldeeuwse verslag van Genesis" (The Chaldean account of Genesis). In dit scheppingsverhaal schiepen de goden Zi, Ziku, Mirku, Libzu, Nissi, Suhhab en Hea de mensheid (zalmat-qaqadi, 'het donkere ras', Admi, Adami, Adamu).[3]

Kembali kehalaman sebelumnya


Index: pl ar de en es fr it arz nl ja pt ceb sv uk vi war zh ru af ast az bg zh-min-nan bn be ca cs cy da et el eo eu fa gl ko hi hr id he ka la lv lt hu mk ms min no nn ce uz kk ro simple sk sl sr sh fi ta tt th tg azb tr ur zh-yue hy my ace als am an hyw ban bjn map-bms ba be-tarask bcl bpy bar bs br cv nv eml hif fo fy ga gd gu hak ha hsb io ig ilo ia ie os is jv kn ht ku ckb ky mrj lb lij li lmo mai mg ml zh-classical mr xmf mzn cdo mn nap new ne frr oc mhr or as pa pnb ps pms nds crh qu sa sah sco sq scn si sd szl su sw tl shn te bug vec vo wa wuu yi yo diq bat-smg zu lad kbd ang smn ab roa-rup frp arc gn av ay bh bi bo bxr cbk-zam co za dag ary se pdc dv dsb myv ext fur gv gag inh ki glk gan guw xal haw rw kbp pam csb kw km kv koi kg gom ks gcr lo lbe ltg lez nia ln jbo lg mt mi tw mwl mdf mnw nqo fj nah na nds-nl nrm nov om pi pag pap pfl pcd krc kaa ksh rm rue sm sat sc trv stq nso sn cu so srn kab roa-tara tet tpi to chr tum tk tyv udm ug vep fiu-vro vls wo xh zea ty ak bm ch ny ee ff got iu ik kl mad cr pih ami pwn pnt dz rmy rn sg st tn ss ti din chy ts kcg ve 
Prefix: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9