Gereformeerde Gemeenten in Nederland
De Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) vormen een kerkgenootschap van bevindelijk gereformeerd karakter, dat ontstaan is in 1953 na een scheuring in de Gereformeerde Gemeenten. Het kerkverband bestaat uit 48 Nederlandse gemeenten, drie gemeenten in Noord-Amerika (deze staan bekend als Reformed Congregations in North America), en een gemeente in Pretoria (Zuid-Afrika). Per 1 januari 2024 telde het kerkverband 23.169 leden.[2] Geschiedenis Zie ook Protestantisme in Nederland De directe aanleiding van de scheuring in 1953 vormde de afzetting van Cornelis Steenblok als docent aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam. Kersten zag in hem als academisch gevormd predikant een aanwinst voor de Gereformeerde Gemeenten. De predikanten Kok en Verhagen waren minder ingenomen met de aanstelling van Steenblok en ook Fraanje zag aanvankelijk de aanstelling van Steenblok niet zitten. Toen Kok echter door Kersten beschuldigd werd van remonstrantisme veranderde Fraanje van mening. Op gezag van Fraanje werd Steenblok alsnog docent in 1944. Na het overlijden van Kersten werd hij als docent ontslagen omdat zijn onderwijs "te eenzijdig zou zijn." Ongerustheid over de leer van ds. Kok uit VeenendaalIn 1949 ontstond binnen het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten ongerustheid over een boekje van Kok Het aanbod van Gods genade. Eerder had Kok bezwaren geuit op de theologische denkstructuur van Steenblok. Bepaalde stellingen die hijzelf innam moest hij later herroepen. Toen er bezwaren kwamen op zijn prediking besloot Kok het gewraakte boekje uit te geven. Kok kon met zijn publicatie de onrust niet wegnemen. Volgens de bezwaarden werd in dit boekje "afgeweken van de aloude leer der waarheid." Nadat verschillende classisvergaderingen zich erover gebogen hadden, werd op de Generale Synode van 1950 het boekje van Kok veroordeeld op grond van de volgende punten:
Kok bleef vast houden aan de stelling "dat de beloften van het genadeverbond gelijk staan aan de aanbieding van het evangelie" en gaf aan "zijn stellingen te willen bevestigen, omdat hij meent dat God het zo in Zijn Woord zegt." Geen enkele overreding weet hem ervan af te brengen. Op de Generale Synode van 11 januari 1950 werd het bezwaar behandeld van de Particuliere Synode West tegen het boekje van Kok. Hierin zou te weinig naar voren komen dat er een onderscheid bestaat tussen de beloften van het genadeverbond alleen voor de uitverkorenen, en de aanbieding van het Evangelie die tot allen komt die het Woord horen. Kok werd geschorst voor de duur van een half jaar, maar deze besloot zich hierop met zijn gemeente in Veenendaal los te maken van het kerkverband. In 1956 werd hij met het grootste gedeelte van zijn gemeente opgenomen in het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Afzetting Steenblok als docent Theologische SchoolEchter na het vertrek van Kok waren de verschillen niet weggenomen. Dit leidde tot een scheuring in het kerkverband tijdens de Synode in Utrecht op 3 en 4 juni 1953. Op de voortgezette Synode van 13 april 1950 diende de predikant Arie Vergunst (1926-1981) een aanklacht in tegen Steenblok "omtrent diens wijze van doceren", en vanwege diens mening "dat de geschriften van de Erskines en Boston met een remonstrantse draad doortrokken zijn." Steenblok zou gezegd hebben: "door de Erskines loopt een draad van algemene verzoening." Ook in de voorstelling "dat er alleen een aanbod van genade is aan bewuste zondaren en niet aan allen die onder het Woord leven" kon Vergunst zich niet vinden. Steenblok loochende volgens hem het algemeen welmenende aanbod van genade. Volgens de predikant Frans Mallan (1925-2010) was Steenblok het inderdaad "wat betreft het bevindelijke element bij de Erskines ten volle met hen eens, maar wat betreft hun visie op het aanbod van genade kon hij het niet eens met hen zijn. De Erskines zouden het Amyraldisme hebben overgenomen. Dat was een richting die de remonstrantse en contra-remonstrantse leer wilde verbinden." Mallan sprak met veel achting over Steenblok: "Hij had een stipt leven. Ik liep met hem over straat. Er liepen een paar meisjes achter ons, die Gods Naam misbruikten. Hij keerde zich om en vermaande ze ernstig. Hij schaamde zich voor geen mens: in de trein niet, in de tram niet, in de bus niet, hij kwam er altijd voor uit. Dat gaf mij achting voor die man. Mijn achting is altijd nog gestegen voor hem. Ik ben bij zijn sterfbed geweest. Daar lag geen doctor, maar een arme zondaar."[3] Op de Synode van 1953 bracht ds. J. van den Berg plotseling het onderwijs van Steenblok ter sprake en deze kreeg nauwelijks de gelegenheid om zich te verdedigen. De Synode onthief Steenblok van zijn functie als docent "wegens diens eenzijdigheid in het geven van onderwijs." Hierop verlieten de predikanten Aangeenbrug, Mallan, Van der Ketterij, Steenblok, de ouderlingen Vermeulen, Bas (Alblasserdam) en Hage en anderen de vergadering. De volgende dag werd van synodale zijde het curatorium ontbonden en werden de predikanten Aangeenbrug, Mallan en ouderling Bas niet meer gekozen. Dit alles zou van tevoren reeds afgesproken zijn, zodat Mallan sprak van "een complot". "Wij hebben ons niet afgescheiden." "Er bleef niets anders over dan de synode te verlaten." Er was een sterke weerstand tegen Steenblok. Aan de bezwaarden werd een ultimatum gesteld die bestond uit
Toen hierop werd geantwoord dat aan die eisen niet kon worden voldaan, sprak ds. Verhagen: "Dan hebt u zich hierdoor buiten het verband van de Gereformeerde Gemeenten gesteld." Vorming kerkverbandIn de beginperiode had het kerkverband vijf predikanten, D. L. Aangeenbrug, M. van de Ketterij, F. Mallan, dr. C. Steenblok en C. van de Woestijne. In 1956 kwamen ook de predikanten T. Dorresteijn en H. Ligtenberg naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland over. Na het overlijden van Steenblok in 1966 tot aan zijn eigen overlijden in 2010 had Mallan een leidende rol in het kerkverband. Hij was sinds de oprichting van het kerkverband hieraan als predikant verbonden en was lange tijd hoofdredacteur van het kerkelijk blad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, De Wachter Sions. Dit blad verschijnt vanaf 28 augustus 1953. Scheuring 1980In 1980 ontstond binnen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland opnieuw een geschil waardoor de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband) ontstonden met circa 3000 leden. Drie predikanten A. van den Berg, J. de Groot en A. Wink kwamen buiten het kerkverband te staan. De aanleiding van deze scheuring was dat ds. van den Berg werd geschorst. Hij zou stellen dat van wedergeboorte pas sprake kan zijn bij de bewuste geloofskennis van Christus. De Groot en Wink steunden hem en gingen met hem mee. Ze namen zeven gemeenten mee: Gouda, Veenendaal, Rijssen, Nieuwerkerk, Dinteloord, IJsselmuiden en Middelburg. De predikanten M. van Beek, F. Mallan en A. van Straalen bleven achter. Laatstgenoemde vertrok naar Noord-Amerika en na het overlijden van ds. M. van Beek werden gedurende een periode de meer dan vijftig Nederlandse gemeenten slechts door één predikant (Mallan) gediend. In 2008 en 2009 keerden de meeste buitenverbandgemeenten geheel of gedeeltelijk terug naar de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.[4] Specifieke kenmerken van het kerkverbandEvenals andere orthodox gereformeerde kerkverbanden houden de Gereformeerde Gemeenten in Nederland vast aan het gezag van de Bijbel als het door God geïnspireerde Woord, en de leer zoals samengevat door de algemeen christelijke en gereformeerde belijdenis geschriften de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels [Drie Formulieren van Enigheid]. De uitleg van de Bijbel gaat volgens de beginselen van de gereformeerde hermeneutiek. Maatschappelijk-ethische thema's op basis van de beginselen van de christelijke ethiek. Karakter van de predikingWat betreft de inhoud van de prediking typeerde Mallan: "Men noemt ons lijdelijk. Gelukkig, dat er in de Bijbel staat dat God gevonden is van hen die naar Hem niet hebben gevraagd. Tot degenen die niet naar Hem hebben gezocht, heeft Hij gezegd: Ziet hier ben Ik. Ziet hier ben Ik. Zeker, we moeten vragen om bekering en in die weg is er wel van een zoeken sprake, maar van een oprecht zoeken niet, want dat moet door God gewerkt worden. Daar moeten we dan toch aan vasthouden. Hierin is het verschil is gelegen." De prediking van Steenblok is volgens Mallan van blijvende betekenis: "We vinden daarin niet alleen een zuivere bevindelijke gang, maar in de toepassing worden ook de onbekeerden op een liefderijke wijze aangesproken, en hen de weg en de mogelijkheid der bekering aangewezen." Visie op het aanbod van genade, de doop, verbond en beloftenMet de komst van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland werd de term voorwaardelijk aanbod van genade geïntroduceerd. Men wil hiermee voorkomen dat de remonstrantse leer van de algemene verzoening voet aan de grond krijgt: "God heeft alle mensen lief. De Heere Jezus is voor alle mensen gestorven. Het ligt aan onze keuze of we behouden worden." De polarisatie tussen de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is in het afgelopen decennia veel minder geworden. Tussen beide genootschappen hebben samensprekingen plaatsgevonden, maar omdat nog wel sprake is van een eigen profiel ligt eenwording op korte termijn nog niet voor de hand. De Gereformeerde Gemeenten in Nederland hebben bezwaren tegen de officiële formulering van de Gereformeerde Gemeenten van tweeërlei beloften. Dit kerkverband heeft dit onderscheid in 2020 gehandhaafd. Niet alleen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland wijzen dit onderscheid af, maar ook door hervormd-gereformeerden en christelijk-gereformeerden wordt dit onderscheid als niet juist bestempeld. Ook al is men het binnen het kerkverband met de z.g. 'drie-verbondenleer' niet eens, onderschrijft men evenmin de stelling dat er 'tweeërlei beloften' zijn. "Ds. Kersten en dr. Steenblok leerden heel duidelijk dat de zaligmakende beloften (zij hebben geen onderscheid gemaakt tussen verbonds-en evangeliebeloften) alleen zijn voor het ware volk van God. Laten we daaraan vasthouden."[5] In 2021 gaf de synode van het kerkverband een brochure uit met betrekking op de thema's Verbond en Doop. Hierin wordt uitgelegd "dat er sprake is van twee verbonden met betrekking tot de eeuwige bestemming van de mens: het werkverbond en het genadeverbond." Benadrukt wordt "welke voorrechten en plichten het meebrengt om op de erve van het genadeverbond te zijn geboren en te leven. Ook benadrukt het de noodzaak om wezenlijk deel te krijgen aan het genadeverbond door de wedergeboorte." "De beloften van het genadeverbond zijn alleen voor de uitverkorenen." "Belofte en toepassing zijn één." De rijkdom van de kinderdoop wordt niet verzwegen. "Kinderen worden ingelijfd in de christelijke gemeente. De Heilige Geest zondert hen af van de wereld. De doop zet hen apart, en brengt hen onder Gods Woord, net zoals de besnijdenis in het Oude Testament het volk Israël." "Dit voorrecht schenkt echter de genade niet. „Dat staat ook in het Doopformulier: „… tenzij wij van nieuws geboren worden."[6] De Gereformeerde Gemeenten in Nederland erkennen "dat er een onderschatting is en een overschatting van de waarde en betekenis der sacramenten." Men belijdt met het doopsformulier "dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren, en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden." "Wat nu voor Israël gold, geldt voor ons ook. De doop is in de plaats der besnijdenis gekomen, en die besnijdenis wees Israël ook zeer duidelijk op de noodzakelijkheid van de besnijdenis van het hart. Rom. 2 : 28, 29." "Alleen wedergeboorte brengt ons in het wezen van het verbond. De bediening van de Heilige doop behoort tot de uiterlijke bediening van het genadeverbond." Men erkent dat de bediening van het verbond breder is dan het wezen van het verbond: al de kinderen die leven binnen de kring van die verbondsopenbaring of bediening worden gedoopt. Volgens Mallan was het de bedoeling van Steenblok te waarschuwen voor het feit: "dat men de betekende zaak van de Heilige doop wil doen gelden voor alle gedoopten." [Verwarring tussen toezegging en toepassing van de verbondsbelofte.] "Alleen de uitverkorenen krijgen deel aan die verlossing." Men is van mening dat het doopsformulier, is opgesteld naar het wezen van het verbond en de belofte, genade en zaligheid alleen toewijst aan hen die wezenlijk begrepen zijn in het verbond. Hoewel het teken des verbonds aan alle kinderen die gedoopt worden wordt toegediend, zo gelden de beloften des verbonds alleen de uitverkorenen. Men keert zich tegen de stelling: "dat alle kinderen van gelovige ouders, die ten doop gehouden worden, in het verbond begrepen zijn en daarin blijven als ze zich er niet uitzondigen en als zij de eis van bekering en geloof maar inwilligen." "De bediening van de Heilige doop behoort tot de uiterlijke bediening van het genadeverbond." "In de doop wordt de waarheid verzegeld van het werkverbond met zijn eis en vloek." De onherborene wordt in de doop er op gewezen, dat hij onder de vloek Gods ligt, zonder God en buiten Christus. Hij wordt vermaand om in de rechte weg het wegnemen van die vloek in Christus te zoeken." Men erkent met de Heidelbergse Catechismus het antwoord op de vraag: "Zal men ook de jonge kinderen dopen?" "Ja, want mitsdien zij, alzowel als de volwassenen in het verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt, zo moeten zij ook door de doop als door het teken des verbonds der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden. "De kinderen leven binnen de kring van de verbondsbediening. Daarom mogen ze van de doop niet uitgesloten worden." (..) "De doop wederbaart ons niet. Gedoopten gaan verloren en ongedoopten worden behouden. Voor ons allen zal het nodig zijn deel te krijgen aan de betekende zaak van de doop. Mocht de noodzakelijkheid daarvan maar recht gevoeld worden en mocht zo de verantwoordelijkheid, die het gedoopt zijn voor ons met zich medebrengt, maar recht op ons drukken."[7] TraditioneelEvenals de synodale Gereformeerde Gemeenten behield het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland een traditioneel gereformeerd karakter. Liturgisch wordt in de eredienst vastgehouden aan de Statenvertaling van de Bijbel en de psalmenberijming van 1773. Er zijn enkele gemeenten (in de provincie Zeeland) waar de Psalmen van Datheen gezongen worden. Overal worden de psalmen niet-ritmisch gezongen. Binnen het kerkelijke leven was altijd enige gereserveerdheid voor verenigingsleven, jeugdwerk en zangkoren. Tegenwoordig zijn er wel meer dan vroeger op verschillende plaatsen initiatieven voor de jeugd. Aan kerkelijke zending doet men wel. Men steunt voornamelijk de Mbuma zending uitgaande van de Free Presbyterian Church of Schotland. De wereldgelijkvormigheid binnen andere kerken is een punt van zorg voor de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. De synode van 2021 besloot dit thema nader te doordenken. Het afwijzen van vaccinatie en verzekeringen komt in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland relatief vaker voor dan in de andere orthodox gereformeerde kerkgenootschappen. Evenals de gewoonte dat een bruidsjurk van trouwende leden een gedekte (niet-witte) kleur moet hebben en de bruid geen sluier draagt.[8] Standpunt vrouw en ambtEvenals andere orthodox-gereformeerde kerkverbanden wijzen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland het kerkelijk ambt voor vrouwen af. Dit op grond van met name de brieven van de apostel Paulus aan de Korintiërs. [9] In 2023 deed de Synode een uitspraak over de geldigheid van de doop die door een vrouwelijke ambtsdrager is uitgevoerd. De Synode sprak uit "dat de doop door een vrouwelijke predikant niet als een wettige doop kan worden erkend." Als bekend is dat de doop door een vrouw is verricht krijgen kerkenraden de mogelijkheid advies te vragen aan de classis. Het is geen vanzelfsprekend dat er wordt overgedoopt omdat men in de gereformeerde traditie altijd terughoudend is geweest met overdopen. Feitelijk is het een continuering van een standpunt dat het kerkverband in 1953 al had ingenomen.[10] Kerkelijke eenheid en samenwerkingDe Gereformeerde Gemeenten in Nederland zijn onderdeel van de bevindelijk-gereformeerde bevolkingsgroep. Men ontmoet elkaar op allerlei vlakken en er is veel onderlinge samenwerking rondom de Staatkundig Gereformeerde Partij, de Gereformeerde Bijbelstichting, het Reformatorisch Dagblad en het reformatorische onderwijssysteem. Christelijke Gereformeerde KerkenWat betreft kerkelijke eenheid met de Christelijke Gereformeerde Kerken geldt hetzelfde bezwaar als beschreven staat bij de Gereformeerde Gemeenten. De samensprekingen zijn stuk gelopen op de discussie over de twee of drie verbonden. Men heeft wel waardering voor de oudere generatie christelijk-gereformeerde predikanten zoals ds. J.A. Riekel, ds. N. de Jong etc., die zich nooit tegen de drie-verbondenleer van ds. Jongeleen hebben uitgesproken. Ds. J. Roos schreef op 26 augustus in de Wachter Sions naar aanleiding van het boek van ds. H. van der Ham De minste der broederen, [uit het leven van ds. N. de Jong, ds. M. Baan, ds. P. Sneep, ds. F. Bakker en dhr. A. van Rossem.]
Het bovenstaande is een aanwijzing dat in veel zaken hetzelfde wordt bedoeld, maar men toch niet nader tot elkaar komt. De nieuwe lijn van de Christelijke Gereformeerde Kerken en de theologie van J.G. Woelderink wijst men evenals Bewaar het Pand en de Gereformeerde Gemeenten wel af. Tijdens het symposium ter gelegenheid van het veertigjarig ambtsjubileum van ds. J. J. van Eckeveld in 2016 gaf ds. J. Roos aan "dat er alleen sprake is van ware eenheid als alle predikanten gehoor geven aan „de Goddelijke oproep: „Gij zult voor Mijn aangezicht staan. En zo gij het kostelijke van het snode uittrekt, zult gij als Mijn mond zijn” (Jeremia 15:19). Als alle predikanten het evenwicht bewaren tussen wet en Evangelie, en leren hoe dit zielsbevindelijk wordt beleefd, dan is er ook een oprecht verlangen om samen te werken. We staan graag vrijheid in het woordgebruik toe als er geestelijke herkenning is, en het doet ons goed als we dit ook buiten ons kerkelijk leven zien.”[12] Gereformeerde GemeentenNaar aanleiding van onderzoek naar de scheuring van 1953 komt kerkelijke eenheid met de synodale Gereformeerde Gemeenten regelmatig ter sprake. Het gesprek tussen beide kerkverbanden loopt nog en is over het algemeen 'broederlijk' van aard. Naar aanleiding van het boekje Om vriend en broed’ren spreek ik nu van ds. G. Hoogerland heeft het deputaatschap contact met kerken overleg gehad met de Gereformeerde Gemeenten. "Het gaat erom dat we hetzelfde spreken en gevoelen”, merkte ds. O. M. van der Tang op. "Als er verschillende opvattingen zijn over de plaats van beloften en de inhoud van de prediking, is er geen basis voor vereniging.” Een van de afgevaardigden merkte op dat er volgens hem "ook onderscheid bestaat in leer en leven" en "dat wij waakzaam moeten zijn dat het ook bij ons niet verwatert.”[6] Samenwerking op gebied van maatschappelijk-ethische thema'sHoewel de Gereformeerde Gemeenten in Nederland samenwerking vooral beperken tot het behoudende deel van de bevindelijk-gereformeerden, hebben enkele predikanten de Nashvilleverklaring ondertekend, die ook ondersteund wordt door voorgangers en prominente leken uit de reformatorische en evangelische gezindte. De Nashvilleverklaring verdedigt Bijbelse waarden ten aanzien van seksualiteit, benadrukt het belang van huwelijkstrouw en wijst homoseksuele relaties af, evenals polygamie, overspel en de ideologie achter genderneutraliteit.[13] Standpunt inzake discussie schepping en/of evolutieBinnen het kerkverband wordt afstand genomen van nieuwe theologische opvattingen inzake het debat 'schepping en/of evolutie'. De theorie 'theïstische evolutie', waarvoor prof. dr. G. van den Brink in zijn boek De aarde bracht voort heeft gepleit, wijst men resoluut van de hand. Deze theorie houdt onder meer in 'dat de aarde niet in zes dagen geschapen kan zijn, dat de mens van dieren afstamt, en dat Adam niet onmiddellijk door God uit het stof der aarde geschapen werd'. Verder omvat de theorie, 'dat Adam niet de eerste mens kan zijn geweest, maar een door God uitgekozen verbondshoofd te midden van velen; dat lijden en dood al bestonden voor de val; en dat we het klassieke idee van de zondeval moeten vervangen door een geleidelijk proces'. Dhr. L. van der Tang, een opiniemaker binnen het kerkverband wijst op ten minste drie oorzaken waarom volgens hem velen binnen de orthodox-gereformeerde gezindte deze denkbeelden willen omarmen. De wetenschap als afgod: vanwege het feit dat God in veel levens op een afstand is komen te staan, verwereldlijking: door het accepteren van de evolutietheorie kunnen orthodox-christenen weer meedoen in de moderne samenleving, en het postmoderne denken waarin velen op het gevoel met de mening van de meerderheid meevaren. Van der Tang ziet ook een afnemend geestelijk leven, waardoor er minder persoonlijke doorleving is van de geloofsleer waar het bij oorsprongsvragen om draait.[14] OrganisatiesHet kerkelijk bureau van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is gevestigd in Opheusden. Zending en evangelisatieHet kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland hebben altijd de Mbuma-zending ondersteund die nu uitgaat van de Schotse Free Presbyterian Church (FPC) in Zimbabwe. In 2017 heeft men het initiatief genomen tot een zelfstandig zendingsproject in Zuid-Afrika. De aanzet tot dit project is gedaan door ds. J. A. Weststrate, destijds predikant van de gemeente van Pretoria in Zuid-Afrika. Het zending-, evangelisatie- en ontwikkelingswerk wordt verricht onder de plaatselijke bevolking.[15] In juni 2017 besloot de synode van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland een kerkelijk kader voor de zendings- en evangelisatiewerkzaamheden van ds. Weststrate te vormen. Hierop werd Stichting Bethlehem opgericht. In juni 2020 deelde de Stichting per persbericht mee dat een tweetal evangelisten konden worden benoemd, drs. J.G. Lindhoud uit Barneveld en J. Bolier uit Elspeet.[16] PublicatiesHet kerkgenootschap geeft het weekblad De Wachter Sions uit. Aantal ledenIn 1954 telde het nieuwe verband ruim 8.800 leden, sindsdien – gedurende diverse decennia – was er een gestage groei. Sinds 2016 daalt het ledenaantal. De grootste gemeenten van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland vindt men te Alblasserdam, Barneveld, Opheusden, Ederveen, Gouda en De Beek-Uddel. De kerkgebouwen in Barneveld en Opheusden zijn de grootste van Nederland (gemeten naar het aantal zitplaatsen) met respectievelijk 2.550 en 2.850 zitplaatsen. Een gemeente bevindt zich in Zuid-Afrika.
De ontwikkeling van het ledenaantal van de Nederlandse gemeenten (incl. Pretoria vanaf 2012) door de jaren heen is hieronder weergegeven:
Bekende personenPersonen uit de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland
Predikanten Gereformeerde Gemeenten in Nederland
Overige bekende personen door publicaties en/of activiteiten binnen en buiten eigen kring
LiteratuurHistorisch
Leerstellig
Overige literatuur
Externe linkNoten
Zie de categorie Gereformeerde Gemeenten in Nederland van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|