Turnersuchus
Turnersuchus is een vroeg monotypisch geslacht van uitgestorven zeekrokodillen die leefden gedurende het Jura. Het geslacht telt alleen de soort T. hingleyae is later de familie van de Metriorhynchidae (zeekrokodillen) voorgekomen. De soort werd voor het eerst gevonden aan de Jurassic Coast in zuidelijk Engeland. De eerste geïdentificeerde fossiele resten liggen in het Lyme Regis Museum in het Engelse Dorset.[1] GeschiedenisGedurende het Toarcien kwamen de zeekrokodillen plotseling op en vrij snel al met veel verschillende soorten.[2] Turnersuchus is echter een voorloper van deze soorten en werd in gesteente gevonden dat uit het Pliensbachien stamt. Het is het oudste bekende geslacht en valt niet onder de twee belangrijkste groepen Metriorhynchoidea en Teleosauroidea. Het eerste bekende exemplaar (LYMPH 2021/45)[3] werd gevonden in de Charmouth Mudstoneformatie in het Engelse Dorset. In 2023 werd bekend dat deze voor wetenschappers nieuwe soort was ontdekt. Paleontologen hebben delen van de kop (gedeeltelijke schedel en onderkaak), ruggengraat, ribben en ledematen gevonden. Ook werd er een enkele osteoderm van het dorsaal pantser gevonden. Gezien de vormgeving van dit stuk, komt het vermoedelijk van nabij de punt van de staart.[3] Door de vondst hebben de wetenschappers ontdekt dat er langer dan gedacht zeekrokodillen geleefd hebben. Mogelijk verschenen de eerste zeekrokodillen in het Trias en hoewel er aan het einde van dat tijdperk een massa-extinctie was, heeft Turnersuchus hingleyae dat overleefd.[1] De vondst van de soort vult ook een wetenschappelijk gat gedeeltelijk op, maar er blijft dus nog een deel over. De soort is (nog) niet gevonden tussen fossielen uit de Trias. Het gat is met een paar miljoen jaar kleiner gemaakt. De soort is vernoemd naar Paul Turner, de ontdekker van de soort, en Elizabeth 'Lizzie' Hingley, de preparateur en ook zij heeft nog enkele stukken ontdekt. De uitgang -suchus komt van het Griekse woord soukhos, dat krokodil betekent.[3] Uiterlijk en leefwijzeDe circa twee meter lange krokodilachtigen hebben zich aangepast aan het leven in de zee, ze waren mogelijk ook levendbarend in plaats van eieren te leggen.[1][2] Hoewel aangepast aan leven in open zee, leefden ze vermoedelijk in kustwateren. De dieren hadden korte ledematen die een vinachtig uiterlijk hadden en hun staart leek enigszins op de staartvin van haaien. De snuit was smal en lang, daarmee vergelijkbaar met die van de moderne gaviaal.[1] Het dier werd ongeveer twee meter lang. TaxonomieEr zijn twee mogelijke stambomen voor deze soort. Voor de eerste is ruime consensus, voor de tweede is minder consensus.
Bronnen, noten en/of referenties
|