Share to: share facebook share twitter share wa share telegram print page

 

Johannes Servaas Lotsy

Johannes Servaas Lotsy
Lotsy in zijn burgemeesterstijd
Lotsy in zijn burgemeesterstijd
Algemeen
Geboren Dordrecht, gedoopt 31 mei 1808
Overleden Den Haag, 4 april 1863
Partij 'pragmatisch' liberaal
Religie Nederlands Hervormd
Titulatuur Mr.
Functies
1848;
1853
lid Provinciale Staten van Zuid-Holland
1848 buitengewoon lid Tweede Kamer der Staten-Generaal
1849-1852 lid Tweede Kamer der Staten-Generaal
1852-1856[1] Burgemeester van Dordrecht
1852-1856 lid gemeenteraad van Dordrecht
1853-1856 lid Eerste Kamer der Staten-Generaal
1853;
1854
lid Staatscommissie onderzoek koloniale remises
1856-1861 Minister van Marine
jan 1861 Minister van Koloniën ad interim
feb-maart 1861 Minister van Financiën ad interim
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Mr. Johannes Servaas Lotsy (Dordrecht, gedoopt 31 mei 1808 - Den Haag, 4 april 1863) was een tot de gematigde liberalen behorende advocaat, die in 1848 als lid van de Dubbele Kamer steun gaf aan de Grondwetsherziening.

Loopbaan

Lotsy volgde de Latijnse school te Dordrecht en bezocht vervolgens de Leidse Hogeschool. Hij promoveerde op 31 juni 1832 tot doctor op het proefschrift Quaedam de nullitatibus secundum codicis civilis Gallici principia en vestigde zich vervolgens als advocaat te Dordrecht. In 1847 werd hij tot buitengewoon lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Zuid-Holland gekozen en twee jaar later door het hoofdkiesdistrict Dordrecht tot gewoon lid van die Kamer. Hij nam toen plaats voor de liberale partij. Hij was verder lid van de Gemeenteraad, curator van de Latijnse School van Dordrecht en secretaris en burgemeester van die stad (zijn laatste termijn was van 1852-1856). Toen hij bij het aanvaarden van laatstgenoemd ambt (8 mei 1852) het lidmaatschap der Tweede Kamer had neergelegd, kozen de Provinciale Staten van Zuid-Holland hem het jaar daarop tot lid der Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Lotsy bleef deze functie vervullen tot augustus 1856, toen hij werd benoemd tot Minister van Marine (tot maart 1861) (kabinet-Van der Brugghen en kabinet-Rochussen); in januari 1861 werd hij tevens ad interim benoemd tot Minister van Koloniën in het kabinet-Van Hall-Van Heemstra. Bij zijn aftreden als Minister van Marine werd hij door de Koning benoemd tot Minister van Staat. Lotsy onderscheidde zich door zijn uitgebreide kennis en zijn welbespraaktheid. Hij overleed in april 1863 en werd begraven op Oud Eik en Duinen. Hij schreef onder meer De waranda van Tilburg verdedigd, een bijdrage tot het jachtrecht. Pleitrede met bijdragen (1840). De redevoering, waarmee hij op 8 augustus 1853 het vooral door zijn toedoen opgerichte gymnasium inwijdde, verscheen ook in druk.

Voorganger:
J.C. Jantzon van Erffrenten
Burgemeester van Dordrecht
1852-1856
Opvolger:
M.G. Timmers Verhoeven
Voorganger:
A.J. de Smit van den Broecke
Minister van Marine
1856-1861
Opvolger:
W.J.C. ridder Huyssen van Kattendijke
Voorganger:
F.A. baron van Hall
Minister van Financiën a.i.
1861
Opvolger:
G.H. Betz
Voorganger:
J.J. Rochussen
Minister van Koloniën a.i.
1861
Opvolger:
J.P.C. de Groot van Kraaijenburg
  1. benoemd bij K.B. van 12 april 1852
Kembali kehalaman sebelumnya