Ferdinand HamerFerdinandus Hubertus Hamer (Nijmegen, 21 augustus 1840 - To Tsjeng (huidige Togtoh, Binnen-Mongolië), 25 juli 1900) was een Nederlandse missionaris die in de Chinese provincie Binnen-Mongolië tot bisschop werd gewijd en tijdens de Bokseropstand ter dood gebracht. LevenHamer werd geboren in de Nijmeegse Molenstraat. Hij bezocht tussen 1853 en 1860 het bisschoppelijke kleinseminarie Kuilenburg in Culemborg en het priesterseminarie Rijsenburg bij Driebergen. Hij ontving op 10 augustus 1864 zijn priesterwijding in Utrecht. Hamer sloot zich aan bij de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria, alias de scheutisten. In augustus 1865 vertrok hij met de eerste groep scheutisten naar Binnen-Mongolië. Op 21 juni 1878 werd Hamer benoemd tot apostolisch vicaris van Gansu en titulair bisschop van Tremithus. Zijn bisschopswijding door zijn medebroeder en landgenoot monseigneur Bax vond plaats op 27 oktober 1878. Zijn zetel stond in de hoofdstad van de provincie Gansu. Ondanks dat hij de taal niet vloeiend sprak, was hij bij de Chinese christenen geliefd. Op 15 februari 1889 benoemde paus Leo XIII hem tot apostolisch vicaris van Zuidwest-Mongolië. Zijn wapenspreuk is te lezen op zijn geboortehuis: Per te Virgo sim defensus, een regel uit het Marialied Stabat Mater. Hij vertrok in juli 1889 vanwege zijn matige gezondheid eerst naar Nederland en reisde vervolgens door naar Rome om aan te sterken. Anderhalf jaar later keerde hij terug naar Binnen-Mongolië. Hamer reisde rond in het gebied. Plaatsen lagen dagreizen uit elkaar en er moesten lange afstanden afgelegd worden. Het aantal missieposten steeg in deze jaren van 7 naar 30, het aantal scholen van 18 naar 52 en het aantal christenen verdubbelde. In 1900 bereikte de Bokseropstand dit gedeelte van Mongolië. Ondanks het advies van een bevriende heerser in het gebied om te vertrekken vanwege de lage overlevingskansen, bleef Hamer op zijn post omdat hij zijn bekeerlingen niet in de steek wilde laten. Hij stuurde andere missionarissen wel naar een veiliger gebied. Hamer werd met drie priesters gevangengenomen in zijn eigen kerk te Togtho. Hij werd dagenlang onderworpen aan marteling, berecht en tenslotte levend verbrand.[1][2] Hamer werd jaren gezien als het grootste voorbeeld van een Nederlandse missionaris-martelaar, maar is nooit heilig verklaard. Standbeeld te Nijmegen Zie Standbeeld van Ferdinand Hamer voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Na Hamers marteldood werd er een standbeeld in zijn geboorteplaats Nijmegen voor hem opgericht, aan het begin van zijn geboortestraat. Het benodigde geld kwam uit heel Nederland en het beeld werd geplaatst in 1902. Kort daarop werd dit gedeelte van de straat naar bisschop Hamer vernoemd. Tussen 1949 en 1999 heeft het beeld aan de overzijde van het Keizer Karelplein gestaan aan de Van Schaeck Mathonsingel, vanwege (tijdelijke) noodwinkels. Het bronzen beeld werd door Bart van Hove gemaakt onder leiding van bouwmeester Jan Springer. Het staat op een hardstenen sokkel, waarop de hoofden zijn afgebeeld van Joseph Dobbe, Gijsbertus Jaspers en Andreas Zijlmans. Op de voorzijde staat: DE NEDERLANDSCHE MARTELAREN VAN CHIN. MONGOLIË GEHULDIGD DOOR HET VADERLAND 28 SEPTEMBER 1902 Z.D.H. MGR. FERDINANDUS HAMER BISSCHOP VAN TREMITE APOST. VIC. VAN Z.W. MONGOLIË GEB. 21 AUG. 1840 TE NIJMEGEN † 25 JULI 1900 BIJ TÓ TSJÉNG In de jaren twintig van de twintigste eeuw bouwden de scheutisten een studiehuis aan de Verlengde Groenestraat. Het Bisschop Hamerhuis heeft een herkenbare Chinese pagode op het dak, versierd met een kruis. Het pand is sinds 1995 in gebruik bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Proces ter canonisatieEnkele jaren na zijn dood begon de congregatie van Scheut een proces tot zaligverklaring van Ferdinand Hamer (een opstap naar heiliging). Om verschillende redenen heeft dit niet tot een gewenst resultaat geleid. Het vinden van betrouwbare getuigen was moeilijk en toen dit eindelijk lukte brak de Tweede Wereldoorlog uit. Nadat in 1945 Mao Zedong aan de macht was gekomen moesten de missionarissen van Scheut het land verlaten. Algemeen was men bevreesd voor Chinese represailles bij een zaligverklaring van Hamer. Mede onder invloed van de secularisatie zette de congregatie van Scheut in de jaren zeventig het proces-Hamer stop.[1] Zie ookExterne link
|