EthernetEthernet (IEEE 802.3) is een netwerkstandaard waarmee computers in een LAN met elkaar communiceren. Boven op de ethernetlaag draaien protocollen, waarvan TCP/IP het bekendste en meest gebruikte is. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, is ethernet niet per se draadloos. Ethernet is wijdverspreid en inmiddels zijn er verschillende varianten van uitgebracht. Tegenwoordig wordt ethernet ook in het WAN van internetproviders gebruikt (in 2011 tot 100-1000Gbit/s). GeschiedenisEthernet is ontwikkeld als een van de vele baanbrekende projecten van Xerox PARC. Het algemeen geaccepteerde verhaal gaat dat ethernet in 1973 werd uitgevonden, toen Robert Metcalfe een memo schreef aan een van zijn bazen in PARC over het potentieel van ethernet. Metcalfe beweert dat ethernet in de navolgende jaren is uitontwikkeld. In 1976 publiceerden Robert Metcalfe en David Boggs (Metcalfes assistent) een document getiteld Ethernet: Distributed Packet-Switching For Local Computer Networks. Metcalfe verliet Xerox in 1979 om het gebruik van personal computers en netwerken (LAN's) te promoten, hierbij is 3Com opgericht. Hij had succes met het overtuigen van DEC, Intel, en Xerox om samen te werken en ethernet tot standaard te verklaren. Deze zogenaamde DIX-standaard (Digital-Intel-Xerox) werd gepubliceerd op 30 september 1980. De formele Ethernet IEEE 802.3-standaard werd door IEEE gepubliceerd op 23 juni 1983. De twee grootste alternatieven waren Token ring, dat ontwikkeld was door IBM, en ARCNET. Beide hebben, met de komst van Fast Ethernet, het onderspit gedolven. TechnischDe ethernetspecificaties bevatten de functies die men tegenkomt in de fysieke en de datalinklaag van het OSI-model. Ethernet maakt pakketjes van data om ze op deze manier over een netwerk te transporteren. Ethernet maakt gebruik van CSMA/CD-toegangscontrole (Carrier Sense Multiple Access with Collision Detection) om te bepalen welk station op welk moment data kan transporteren over het netwerk. In een ethernetnetwerk luistert elk station (computer, printer enz.) naar het netwerk, en begint het pas met het versturen van data als geen ander station op dat moment gebruikmaakt van het netwerk. Indien het netwerk vrij is, kan ieder station dat dat wil, proberen de controle over te nemen om data te transporteren. Ethernetnetwerken werken dus op basis van wie het eerst komt, het eerst maalt (wordt het eerst bediend). In het geval dat twee stations op hetzelfde moment proberen data te versturen, ontstaat er een collision (botsing). Beide stations stoppen dan met het versturen van data. Ze wachten dan beide een willekeurige tijd (in milliseconden) voordat ze het opnieuw proberen. Hoe meer stations op een netwerk zijn aangesloten, des te meer collisions zich voordoen. Dit resulteert in een slechtere prestatie van het netwerk. Het gebruik van switches (in plaats van hubs), die het netwerk in kleinere segmenten opdelen, is een manier om dit probleem op te lossen. Doordat het netwerk in segmenten wordt opgedeeld, zijn er per segment ook minder stations aanwezig. Dit resulteert in een kleinere kans op collisions. Bepaalde pakketten (broadcast) zullen echter nog steeds naar alle segmenten worden verstuurd. Om dit te voorkomen moet een router in het netwerk worden geplaatst; deze kan een scheiding tot stand brengen tussen IP-(sub-)netten. Ethernet heeft verschillende fysieke verschijningsvormen:
(Mb/s staat voor megabit per seconde, Gb/s staat voor gigabit per seconde). Zie de categorie Ethernet van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|